What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Hoofdstuk 5 BB
Hoofdstuk 5
1 / 43
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
This lesson contains
43 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoofdstuk 5
Slide 1 - Slide
Leesvaardigheid
H5.3
Slide 2 - Slide
Tekstsoorten
1. Krantenartikel
2. Advertentie/reclame
3. Ingezonden brief
4. Handleiding/ gebruiksaanwijzing
5. strip
Tekstdoelen
1.Informeren
2. Overhalen/ activeren
3. Overtuigen
4. instrueren
5. amuseren
Slide 3 - Slide
Je leest een artikel in De Telegraaf. Wat is het tekstdoel?
Slide 4 - Open question
Een lezer wil zijn mening geven en schrijft een ingezonden stuk in de krant. Wat is het tekstdoel?
Slide 5 - Open question
Je gaat een Ikea-kast in elkaar zetten en gebruikt hiervoor een handleiding. Wat is het tekstdoel?
Slide 6 - Open question
Je leest een stripverhaal. Wat is het tekstdoel?
Slide 7 - Open question
Een feit..
A
Staat vast, kun je controleren, is waar
B
Staat niet vast, kun je niet controleren, is waar
C
Staat vast, kun je niet controleren, is waar
D
Staat niet vast, kun je niet controleren, is niet waar.
Slide 8 - Quiz
Een mening...
A
staat vast, is waar, kun je controleren
B
kan veranderen, is waar , kun je controleren
C
Is per persoon anders, kan veranderen, maakt duidelijk hoe je ergens over denkt. Is per persoon anders
D
staat vast, maakt duidelijk hoe je ergen over denkt, is per persoon anders
Slide 9 - Quiz
Wat is een citaat?
Slide 10 - Open question
Ik lust: appels, bananen en kiwi's. Wat is het signaalwoord in deze zin?
A
appels
B
en
C
bananen
D
ik
Slide 11 - Quiz
Welk verband geeft het woordje en aan?
A
een opsomming
B
middel- doel
C
oorzaak- gevolg
D
tijd
Slide 12 - Quiz
Ik heb vandaag meel gekocht. Daarmee kan ik pannenkoeken maken. Wat is het signaalwoord?
A
kan
B
vandaag
C
ik
D
daarmee
Slide 13 - Quiz
Welk verband geeft het woord daarmee aan?
A
tijd
B
Opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
Middel - (doel)
Slide 14 - Quiz
Eerst was ik naar de groenteboer, daarna ging ik naar de bakker. Wat is het signaalwoord?
A
was
B
naar
C
daarna
D
ik
Slide 15 - Quiz
Welk verband geeft het woord daarna aan?
A
middel- doel
B
reden
C
tijd
D
opsomming
Slide 16 - Quiz
Ik kan vanavond niet trainen, omdat ik naar een concert ga. Wat is het signaalwoord?
A
omdat
B
niet
C
kan
D
naar
Slide 17 - Quiz
Welk verband geeft het woord omdat aan?
A
opsomming
B
tijd
C
oorzaak- gevolg
D
reden
Slide 18 - Quiz
Waaruit bestaat het tekstgeraamte? Noem minimaal 3 onderdelen.
Slide 19 - Open question
Wat is een hoofdgedachte?
Slide 20 - Open question
Waar kun je de hoofdgedachte meestal vinden?
A
In de inleiding of het slot.
B
In het middenstuk
C
In de inleiding
D
In het slot
Slide 21 - Quiz
Er zijn 5 leesmanieren. Welke leesmanieren ken je?
Slide 22 - Open question
Welke manier van lezen gebruik je als je je trainingstijden voor vanavond wilt weten?
A
grondig lezen
B
kritisch lezen
C
scannend lezen
D
zoekend lezen
Slide 23 - Quiz
Je wilt weten of de bron betrouwbaar is. Welke manier van lezen gebruik je?
A
grondig lezen
B
Kritisch lezen
C
scannend lezen
D
zoekend lezen
Slide 24 - Quiz
Je bent een jeugdboek aan lezen. Welke manier van lezen gebruik je?
A
kritisch lezen
B
Onstpannend lezen
C
scannend lezen
D
grondig lezen
Slide 25 - Quiz
Hoe weet je of een bron betrouwbaar is?
Slide 26 - Open question
Dit was de laatste vraag. Welke vragen heb je nu nog?
Slide 27 - Open question
woordenschat 5.5
Slide 28 - Slide
de abonnee
A
iemand die een abonnement heeft (tijdschrift)
B
reclame maken voor iets
Slide 29 - Quiz
de campagne
A
grote actie om reclame te maken of te protesteren
B
iemand die geld of iets anders geeft voor een goed doel
Slide 30 - Quiz
confronteren met
A
door slimheid of geweld mensen overhalen om iets te doen
B
iemand laten weten of laten zien wat hij (fout) heeft gedaan
Slide 31 - Quiz
de duurzaamheid
A
de aandacht voor mens en mileu
B
van nu, op dit moment
Slide 32 - Quiz
de efficiëntie
A
iemand vertellen over de problemen die je hebt
B
zoveel mogelijk bereiken met zo weinig mogelijk middelen
Slide 33 - Quiz
huidig
A
van nu, op dit moment
B
een slechte ontwikkeling die steeds slechter wordt
Slide 34 - Quiz
illegaal
A
reclame maken voor iets
B
iets wat volgens de wet niet mag
Slide 35 - Quiz
ronselen
A
door slimheid of geweld mensen overhalen om iets te doen
B
het toenemen van grootte, bijv. bedrijf
Slide 36 - Quiz
promoten
A
grote actie om reclame te maken of te protesteren
B
reclame maken voor iets
Slide 37 - Quiz
het rendement
A
het resultaat dat iets oplevert vergeleken met de kosten, de winst
B
het toenemen van grootte
Slide 38 - Quiz
Wat vond je lastig van H5.5
Slide 39 - Open question
Wat vond je van deze les?
tips/tops
Slide 40 - Open question
oefenen voor de toets
betekenis examenwoorden
Slide 41 - Slide
wat dingen met elkaar te maken hebben
noemen
in plaats komen van
laten zien
het doel
ontdekken
het verband
aangeven
aantreffen
vervangen
Slide 42 - Drag question
wat dingen met elkaar te maken hebben
noemen
in plaats komen van
laten zien
het doel
ontdekken
de bedoeling
aangeven
weergeven
het verband
Slide 43 - Drag question
More lessons like this
Leesvaardigheidsbegrippen herhalen
November 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Lezen 5
November 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Lezen 5 - Les halverwege
October 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Toets lezen en schrijven 2ha
June 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhalen Lezen voor tentamen 23.10.2020
October 2020
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
doelgericht communiceren
September 2023
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
doelgericht communiceren
September 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
3BL Lezen blok 3
February 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3