Aardbevingen: Schokkende of trillende beweging van een gedeelte van de aardkorst door de werking van endogene krachten
Subductie: Het wegduiken van een oceanische plaat onder een continentale plaat.
Stollingsgesteente: Gesteente dat is ontstaan door de afkoeling van lava of magma.
Graniet: Stollingsgesteente dat ontstaat door de langzame afkoeling van lava.
Basalt: Stollingsgesteente dat ontstaat door de snelle afkoeling van lava.
Aardmantel: Deel in het binnenste van de aardbol tussen de aardkorst en de binnenkern.
Convectiestroom: Stroming van het gesmolten gesteente onder de aardkorst binnen in de aarde.
Mid-Oceanische ruggen: Langgerekte bergrug onder in de zee, ontstaan doordat magma bij het uit elkaar drijven van oceanische
platen naar boven komt.
Stratovulkanen: Vulkaan met steile hellingen die is opgebouwd uit lagen lava en pyroclastisch materiaal.
Magma: Heet, vloeibaar gesteente binnen in de aarde.
Kraterpijp: Verbinding tussen de magmakamer van een vulkaan en de krater.
Explosieve uitbarsting: Heftige vulkaanuitbarsting