This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
constructie ruwbouw
Slide 1 - Slide
welk planningsinstrument geeft geen informatie over de mogelijke bestemming van een bouwterrein?
A
gewestplan
B
RUP
C
BPA
D
rooilijnplannen
Slide 2 - Quiz
stilaan begint goede funderingsgrond een zeldzaamheid te worden
A
de inwendige wrijvingshoek is de helling waarbij een grond afschuift bij een talud of diepe uitgraving. hoe grover een hoekiger het grondmengsel is, hoe groter deze parameter zal zijn en hoe steiler de wand van de uitgraving
B
kalkhoudende grond is door zijn hydraulische binding een heel betrouwbare funderingsgrond
C
zandgrond is zeer slecht als funderingsgrond omdat het een zeer trage consolidatie heeft
Slide 3 - Quiz
welke grond si de meest solide om op te bouwen
A
leem
B
klei
C
zand
Slide 4 - Quiz
welke stelling is de juiste
A
de meeste gronden hebben een homogene samenstelling
B
kleigrond is de ideale grondsoort voor drainage
C
leemgronden zijn cohesie of samenhangende grond
Slide 5 - Quiz
wat is het grootste aandeel bij leemhoudende zandgrond
A
zand
B
grind
C
leem
Slide 6 - Quiz
welke stelling is de juiste
A
ondergronden met hoog gehalte aan organische stoffen zijn uitermate geschikt als funderingsgrond
B
ondergronden met hoog gehalte aan kalkhoudende stoffen zijn uitermate geschikt als funderingsgrond
C
organische grond wordt ook wel 'zwarte grond' genoemd
Slide 7 - Quiz
welke stelling is juist
A
voor capillaire werking is het een voorwaarde dat er weinig lucht aanwezig is
B
de grondwatertafel, het freatische vlak is op zijn hoogste stand in de herfst
C
kleilagen laten grondwater eenvoudig door
Slide 8 - Quiz
om het grensdraagvermogen van de ondergrond te bepalen op basis van de mechanische karakteristieken is volend onderzoek voor de bouw van een eengezinswoning vereist
A
een diepsondering op 3 punten van 10KN
B
het graven van een put tot op niveau van de grondwaterstand
C
een dynamische sondering door middel van slagen
Slide 9 - Quiz
welke stelling is juist
A
de rooilijn is de overgang tussen openbaar en privaat domein
B
in de bouwrijp zijdelingse zone mag gebouwd worden als je een regularisatie indient
C
de inplanting van het gebouw mag bepaald worden bij opstart van de werken
Slide 10 - Quiz
welke stelling is niet correct
A
de nulpas van een gebouw is het niveau van de dorpel ten opzichte van een refentiepunt in de buurt
B
om een gebouw uit te zetten wordt gebruik gemaakt van piketten en dwarsplanken
C
het uitzetten van het gebouw dient gecontroleerd te worden door de veiligheidscoördinator
Slide 11 - Quiz
welke stelling is juist
A
een fundering wordt steeds horizontaal uitgevoerd
B
om afschuiving te voorkomen wordt de fundering met de helling mee gegoten
C
de vorstdiepte in onze streken bedrag 40cm
Slide 12 - Quiz
grondkering bestaan in verschillende soorten en toepassingen