week 3 - les 1

Die Planung 
1. Hausaufgaben
2. Regelmatige werkwoorden op -s
3. Sprechen


5
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Die Planung 
1. Hausaufgaben
2. Regelmatige werkwoorden op -s
3. Sprechen


5

Slide 1 - Slide

Die Hausaufgaben
Leren woordenlijst A en B blz 76

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Der - die - das
die Blume
der Stier
das Baby
wat zijn de regels?

Slide 4 - Slide

De regels
der
die
das
- Mannelijke personen/dieren
- Vrouwelijke personen/dieren

- Veel woorden op -e

- -eit, -schaft, -ung
Onzijdig

Veel het-woorden

- verkleinwoorden op -chen en  -lein

die Menschen - de mensen
Eindigt op chen maar is geen verkleinwoord

Slide 5 - Slide

der-die-das?
... Mädchen
A
die
B
das
C
der

Slide 6 - Quiz

(der, die, das) Einladung
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quiz

... Frühling
.... Herbst
.... Sommer
.... Winter
A
das
B
der
C
die

Slide 8 - Quiz

Wat betekent ' der Frühling'?

Slide 9 - Open question

... Januar
.... Februar
.... März
.... und so weiter....
A
das
B
der
C
die

Slide 10 - Quiz

Die Hausaufgaben
Aufgabe 7, 8 und 9 Seite 52.

Nakijken

Slide 11 - Slide

Regelmatige werkwoorden (uitzonderingen)



- stam eindigt op s, ss, z, ß

Blz 90

Slide 12 - Slide

Regelmatige werkwoorden (uitzonderingen)

Voltooid deelwoord


ge - tanz- t
ge-reis-t
ge-sess-en (onregelmatig)
ge-heiß-en (onregelmatig)
Blz 84

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

De basisuitgangen tegenwoordige tijd
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
(fe) e st t en t en
(fe) s t t en t en
Stam op s
-e
-t
-t

-en
-t
-en

Slide 15 - Slide

(Sitzen) Du ..... neben Karin
A
sitzst
B
sitzt
C
sitze
D
sitzen

Slide 16 - Quiz

(beißen) Mein Hund ......... alles kaput
A
Beißt
B
Beißst
C
Beißen
D
Beiße

Slide 17 - Quiz

(sagen) ........du mir deinen Namen?
A
sage
B
sagt
C
sagst
D
sagen

Slide 18 - Quiz

(salzen) ..... du den Pfannkuchen?
A
salzt
B
salzst
C
salzen
D
salze

Slide 19 - Quiz

(heißen) Wie ...... du? Ich .... Knut
A
heißst / heiße
B
heißt/ heißt
C
heißt/heiße
D
heißen/heiße

Slide 20 - Quiz

Übung 13 + 14  90/91
C13: vervoeg het werkwoordvolgens de  regels



C14: Zet de zinsdelen in de juiste volgorde en vervoeg het werkwoord.
timer
5:00

Slide 21 - Slide

Hausaufgaben
Leren woordenlijst A en B
Maken opgave 13 en 13 blz 90

Volgende les spel in rij. Welke rij wint?

Slide 22 - Slide

Sprechen
uitspreek met en zonder Umlaut (trema)
ä spreek uit als ee                Käse  = Keese
a spreek je uit als a              Katze = Katze
ö spreek uit als eu                schön = scheun
o spreek je uit als oo           Schon = sjoon
ü = uu                                         für = vuur
u spreek je uit als oe           schule = sjoele



Slide 23 - Slide

Sprechen -plauderecke C
samen doornemen

Slide 24 - Slide

Sprechen -plauderecke C
Stel elkaar om de beurt vragen. Geef antwoord.

Op het einde krijgen een paar 2-tallen de beurt.

Slide 25 - Slide