Hoofdletters en leestekens

Cursus 7 Spelling § 1 Hoofdletters en leestekens

Lesdoelen:

  • Je leert wanneer je een hoofdletter moet schrijven;
  • Je leert wanneer je een punt gebruikt;
  • Je leert wanneer je een uitroepteken gebruikt;
  • Je leert wanneer je een vraagteken gebruikt.

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Cursus 7 Spelling § 1 Hoofdletters en leestekens

Lesdoelen:

  • Je leert wanneer je een hoofdletter moet schrijven;
  • Je leert wanneer je een punt gebruikt;
  • Je leert wanneer je een uitroepteken gebruikt;
  • Je leert wanneer je een vraagteken gebruikt.

Slide 1 - Slide

Wanneer een hoofdletter?
  • Begin van een zin;
  • Bij (aardrijkskundige) namen;

Slide 2 - Slide

Wanneer geen hoofdletter?
  • Dagen
  • Maanden
  • Seizoenen
  • Windstreken

Slide 3 - Slide

Waar moet de hoofdletter?
A
Mieke van der Meer
B
Mieke Van Der Meer
C
Mieke Van der Meer
D
Mieke Van der meer

Slide 4 - Quiz

Waar moet de hoofdletter?
A
mevrouw Van der Meer
B
mevrouw Van der meer
C
mevrouw van der Meer

Slide 5 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 6 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 7 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 8 - Quiz

Leestekens

Slide 9 - Slide

Leestekens I

Een punt gebruik je bij gewone zinnen:


De winter begint op 21 december.
Het meisje rent door het bos.
Volgende week begint de vakantie.

Slide 10 - Slide

Leestekens II

Zet na een vraag een vraagteken.


Doe jij de deur even open?
Wil je ook wat drinken?
Hoe laat ben je vandaag vrij?

Slide 11 - Slide

Leestekens III

Geef met een uitroepteken je zin extra nadruk.


Pas op voor die auto!

Houd nog toch eens een keertje je mond!

Te gek! We gaan op vakantie naar Thailand!

Slide 12 - Slide

Leestekens IV

Een komma gebruik je 

- tussen twee persoonsvormen;

- voor voegwoorden.


Let op : Zet geen komma voor de voegwoorden en en of.





Slide 13 - Slide

In welke zin zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Als je meer dan 70% van de vragen goed beantwoordt ben je klaar.
B
Als je meer dan 70% van de vragen goed beantwoordt, ben je klaar.
C
Als je meer dan 70% van de vragen goed, beantwoordt ben je klaar!
D
Als je meer dan 70% van de vragen goed beantwoordt ben, je klaar.

Slide 14 - Quiz

In welke zin zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Ik ga straks snel naar huis omdat ik moet sporten.
B
Ik geef jou mijn aantekeningen, zodat je sneller klaar bent.
C
Ik kom straks bij jou langs, en ik breng dan je schoenen mee.
D
Het regent buiten. Dus doe een jas aan.

Slide 15 - Quiz

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Stop daar onmiddellijk mee.
B
Stop daar onmiddellijk mee?
C
Stop daar onmiddellijk mee!

Slide 16 - Quiz

In welke zin is het leesteken het beste gebruikt?
A
Volgende week heb ik een belangrijke wedstrijd.
B
Volgende week heb ik een belangrijke wedstrijd?
C
Volgende week heb ik een belangrijke wedstrijd!

Slide 17 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eifeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eifeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eifeltoren.

Slide 18 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In noord-Brabant spreken ze brabants.
B
In Noord-Brabant spreken ze Brabants.
C
In Noord-Brabant spreken ze brabants.

Slide 19 - Quiz


Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?
Dat heb je echt geweldig gedaan!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

H1: Hoofdletters en leestekens

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van de zin
B
bij namen
C
namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken
D
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid

Slide 21 - Quiz


Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?
Het amsterdamse waterlooplein ligt in het centrum.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz


Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?
Cornald van der Meer woont in de brabantse gemeente Oisterwijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?

Mijn beste vriendinnen zijn Nena, Pien, en Milou.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz