Les 3 b : Herhaling Complemento indirecto

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: les en absentie
B. Herhalen: C. indirecto (meewerkend voorwerp)
C. Oefenen: C. indirecto (meewerkend voorwerp)
D. Afsluiting


Después de la clase...
Weet je wat het meewerkend voorwerp is
Ken je de vorm van het meewerkend voorwerp in het Spaans
Ken je waar het meewerkend voorwerp staat in een zin.



 

Los deberes para la próxima clase:
Leren: Vocabulario Bron 4.1 / 4.2 en 4.3 pagina 41 & 42

Lesprogramma

Slide 3 - Slide

Registro de asistencia

Slide 4 - Slide

Vocabulario
pagina 73
Je kan de nummers vinden op pagina 73.

Slide 5 - Slide

Repaso
¿Listos?

Slide 6 - Slide

Waar moet je het persoonlijke voornaamwoord (mv) in de zin plaatsen?

Slide 7 - Open question

Hoe kan je de meewerkend voorwerp in een zin identificeren?

Slide 8 - Open question

Wat zijn de pronombres personales de CI voor mij, ons en hun?
A
me, te, les
B
me, os, les
C
le, nos, les
D
me, nos, les

Slide 9 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Te escribo una carta.
A
te
B
escribo
C
carta
D
una carta

Slide 10 - Quiz

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:
"Yo recomiendo a ustedes esa película."


Slide 11 - Open question

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:
"El camarero va a traer un vaso de leche a Antonio."

Slide 12 - Open question

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:
"Nosotros hacemos un regalo a nuestra abuela".

Slide 13 - Open question

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:
"La profesora enseña a los alumnos una regla gramatical"

Slide 14 - Open question

Complemento indirecto (MV)+ complemento directo (LV):
"Juan ha dado el regalo (a mí)"



Slide 15 - Open question

Complemento indirecto (MV)+ complemento directo (LV):
"El profesor ha entragado unas copias a los alumnos"

Slide 16 - Open question

Complemento indirecto (MV)+ complemento directo (LV):
"Tienes que decir la verdad a tu padre"

Slide 17 - Open question

Complemento indirecto (MV)+ complemento directo (LV):
"Alejandro nunca decía la verdad a su novia"

Slide 18 - Open question

Frases claves 
pagina 46

Slide 19 - Slide

Las palabras aquí abajo refieren a (verwijzen naar) partes del cuerpo, al instituto o al estado físico. Ordena las palabras en la categoría correcta. Todas las palabras están en el texto.
los brazos .
la espalda 
cansada
dolor
La cabeza 
Partes del cuerpo
estado físico / como te sientes 
las piernas
la fiebre
la frente

Slide 20 - Drag question

Habla con tu compañer@. Utiliza las frases del ejercicio b. Después cambia de rol.
(A): Wat heb je?
¿Qué te pasa?
(B): Ik voel me beroerd. 
Me siento fatal.
(A): Wat doet pijn? 
¿Qué te duele?
(B): Mijn armen en benen doen pijn. 
Me duelen los brazos y las piernas.
(A): Heb je ook koorts? 
 ¿Tienes fiebre?
(B): Ik denk het wel. / Creo que sí.

Slide 21 - Slide

Huiswerk
Los deberes:
Leren: Vocabulario Bron 4.1 / 4.2 en 4.3 pagina 41 & 42




Slide 22 - Slide


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 23 - Open question


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Slide 25 - Slide