18/9 Nabespreking spaghetti

Hoe gaat het met jou?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ
1 / 29
next
Slide 1: Poll
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoe gaat het met jou?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 1 - Poll

Wat hebben we gisteren gemaakt?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Wat waren de ingrediΓ«nten van de spaghetti?

Slide 4 - Open question

Welke groente is dit?
A
boerenkool
B
wortels
C
spinazie
D
bananen

Slide 5 - Quiz

Welke groente is dit?
A
paprika
B
tomaat
C
courgette
D
komkommer

Slide 6 - Quiz

Welke groente is dit?
A
ei
B
ui
C
tomaat
D
wortel

Slide 7 - Quiz

Welke groente is dit?
A
courgette
B
komkommer
C
aubergine
D
pastinaak

Slide 8 - Quiz

Wat is dit voor groente?
A
peer
B
komkommer
C
paprika
D
citroen

Slide 9 - Quiz

Wat is dit?
A
zwarte olijf
B
zwarte druif
C
groene olijf
D
groene druif

Slide 10 - Quiz

Wat is dit?
A
ajuin
B
look
C
wortel
D
tros

Slide 11 - Quiz

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Kook de spaghetti
Doe olie in de pan en bak de groenten
Bak het (vegetarisch vlees)
Doe de pastasaus bij de groenten.
Doe het vlees bij de pastasaus.

Slide 12 - Drag question

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Stap 8
Je wast je handen 
Je kookt de spaghetti.
Je bakt het vlees en giet ook deze bij de groenten en de tomatensaus.
Je giet de pastasaus bij de groenten en laat alles even koken.
Je neemt alle spullen: groenten, pannen, kruiden, ...
Je snijdt alle groenten.
Je wast alle groenten.
Je zet het fornuis aan en je begint met de groenten te bakken in de pan.

Slide 13 - Drag question

afwassen
koken
(roer)bakken
frituren

Slide 14 - Drag question

Ik
Jij / hij / zij
Wij/jullie / zij
Het werkwoord: koken
kook
kookt
koken

Slide 15 - Drag question

Werkwoord koken
kookt
koken
kook
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij (2 personen)

Slide 16 - Drag question

Marina ______ Spaghetti.
A
kook
B
koken
C
kokt
D
kookt

Slide 17 - Quiz

is het juist of fout?

'Ik et graag spaghetti. '
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

'Mijn moeder houdt van spaghetti.'

'Spaghetti' is een
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quiz

Is het juist of fout?

Vanavond ik eet spaghetti.
A
Juist
B
Fout

Slide 20 - Quiz

Hoelang kook je spaghetti?
A
1 minuut
B
15 minuten
C
10 minuten
D
20 minuten

Slide 21 - Quiz

(kook)pot
schiller
blikopener
vergiet
garde/klopper

Slide 22 - Drag question

kookwekker
vergiet
(dun)schiller
mes
spatel
kom

Slide 23 - Drag question

geven
leggen
drinken
eten
roeren
snijden
koken
schenken

Slide 24 - Drag question

Stampen
Bakken
Roeren

Slide 25 - Drag question

Werkwoord roeren
roert
roeren
roer
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 26 - Drag question

Als de spaghetti gaar is, gooi je het in een .................
A
vergiet
B
emmer
C
deegroller
D
theedoek

Slide 27 - Quiz

Ik eet lekkere spaghetti

Wat is de PERFECTUM?
A
Ik heb lekkere spaghetti gegeten
B
Ik heb gegeten lekkere spaghetti
C
Ik ben lekkere spaghetti gegeten
D
Ik ben gegeten lekkere spaghetti

Slide 28 - Quiz

Schrijf nu het menu

Slide 29 - Slide