Werkwoordspelling: pv tt + vt

Vandaag
Lezen
Uitleg
Aan de slag
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vandaag
Lezen
Uitleg
Aan de slag

Slide 1 - Slide

 Werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les kun je....
alle werkwoorden foutloos spellen!

Slide 3 - Slide

Wat heb je nodig?
- Een stappenplan
- Weten wat de persoonsvorm is en hoe je deze kunt vinden

 En je oren

Slide 4 - Slide

Op welke manieren kun je de persoonsvorm vinden?

Slide 5 - Open question

Weet je het nog?
Hoe vind je de persoonsvorm?
  1. In een andere tijd zetten (tegenwoordige of verleden tijd)
  2. Enkelvoud naar meervoud zetten of andersom
  3. De zin vragend maken 
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Wat is een voltooid deelwoord?
1.  Als je wil vertellen dat iets al gebeurd is of gedaan is
2. Het hoort bij het werkwoordelijk gezegde. Bijvoorbeeld ik heb gefietst
Moet het met een d of t? Maak het langer (gebruik je oren!) of gebruik het 't ex-kofschip 




Slide 6 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Bij twijfel: vul het werkwoord 'lopen' in.
Hoor je een 't'? Schrijf dan ook een 't'!

Hij vind/vindt snoepjes lekker.
Hij loopt snoepjes lekker. >> dus: vindt
Word/Wordt je vanmiddag opgehaald?
Loop je vanmiddag opgehaald? >> dus: Word

Slide 7 - Slide

Stam eindigt op:

t-k-f-s-ch-p

dan te(n)



lachen

stam = lach

ik lachte

wij lachten








't(ex)Kofschip:

Verleden tijd van zwakke werkwoorden en voltooid deelwoord


werken
stam = werk
ik werkte
wij werkten

reizen
stam = reiz (!)
ik reisde
wij reisden

Slide 8 - Slide

Wat zijn sterke werkwoorden?

Slide 9 - Open question

Stappenplan

Slide 10 - Slide

Waarschijnlijk heb je, als je op tijd bent begonnen, al wel het materiaal bestel  dat je nodig hebt. 
Als de planning … (worden) … (halen), … (worden) de nieuwe auto in mei … (introduceren). tt
Wat is de eerste stap wat je moet doen?

Slide 11 - Slide

Waarschijnlijk heb je, als je op tijd bent begonnen, al wel het materiaal bestel  dat je nodig hebt. 
Als de planning wordt gehaald, wordt de nieuwe auto in mei geïntroduceerd.

Slide 12 - Slide

1. Als hij klaar is,  (verzamelen) hij alle spullen weer. 

2. Ik hoop dat er iets spannends (gebeuren) 

3. De dame die daar loopt, (vinden)  ik geweldig. 

4. Hierbij is het de bedoeling dat je jezelf (ontwikkelen)

Slide 13 - Slide

1. Natuurlijk, je (veranderen) voortdurend als persoon en je leert ook steeds beter de kneepjes van het vak.

2. Ik ben wel een persoon die (bemiddelen)  bij ruzies en problemen.
 
3. Waar ik echt bang voor ben, is dat er iets met Robby (gebeuren)

4. Dit gegeven (verbazen) mij niet maar het (verwonderen) mij wel.

Slide 14 - Slide

Evaluatie 
- Zoek de persoonsvorm of persoonsvormen in een zin
- Als het niet de persoonsvorm is, dan is het een voltooid deelwoord
- Gebruik het stappenplan

Slide 15 - Slide