9.4 Toepassingen van neerslagen

9.4 Toepassingen van neerslagen
- onderzoeken welk zout in een potje zit
- water ontharden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

9.4 Toepassingen van neerslagen
- onderzoeken welk zout in een potje zit
- water ontharden

Slide 1 - Slide

Het etiket is vervaagd, het zout in het potje is natriumsulfaat of natriumhydroxide.
Jij gaat dit uitzoeken.
  • Je moet dus onderzoeken of er sulfaat of hydroxide in het zout zit
  • Hoe?
  • Je gaat een zout toevoegen wat een neerslag maakt met 1 van de twee ionen 

Slide 2 - Slide

  • dus bijvoorbeeld Al3+ toevoegen
  • Je kunt geen los ion toevoegen, dus een zout (goed oplosbaar) waar Al3+ in zit 
  • --> aluminiumnitraat: Al(NO3)3

Slide 3 - Slide

oplossing van Al(NO3)3 toevoegen:


NO3-
SO42-
OH-
Al3+
   g
   g
   s
Na+
   g
   g
   g
  • Als er een neerslag ontstaat, zit er dus OH- in het potje en is het natriumhydroxide
  • Als er geen neerslag ontstaat, zit er dus SO42- in het potje en is het natriumsulfaat

Slide 4 - Slide

Water ontharden
  • Wat is ook alweer hard water? 
  • water met veel calciumionen
  • om te ontharden: de calciumionen eruit halen
  • Hoe?
  • 1. water verwarmen: calciumionen worden vast calciumcarbonaat (kalk)
  • 2. ionenwisselaar gebruiken
  • 3. neerslag maken met calcium en dit eruit filtreren 

Slide 5 - Slide

1. Water verwarmen:

Slide 6 - Slide

2. Een ionenwisselaar

gebruiken

Slide 7 - Slide

3. Neerslag maken met calciumionen.
HOE?


  • een zout met F- toevoegen
  • natriumfluoride: NaF
  • de neerslag die ontstaat is dan calciumfluoride en dit kun je eruit filtreren 

Slide 8 - Slide

Wat is de naam van Ca(NO3)2?
A
calciumhydroxide
B
natriumcarbonaat
C
calciumnitraat
D
natriumhydroxide

Slide 9 - Quiz

Geef de verhoudingsformule van magnesiumcarbonaat
A
MgCO3
B
Mg2CO3
C
MgOH
D
Mg(OH)2

Slide 10 - Quiz

Elise heeft een potje met een witte vaste stof. Zij weet dat de stof bariumnitraat of bariumchloride moet zijn. Welk zout kan Elise toevoegen om erachter te komen welk zout het is?
A
zilvernitraat
B
zilverbromide
C
kopernitraat
D
koperhydroxide

Slide 11 - Quiz

Elise voegt dus zilvernitraat toe. er ontstaat een witte neerslag. Wat is de juiste neerslagvergelijking?
(ze is aan het onderzoeken of het bariumnitraat of bariumchloride is)
A
Ag+ + NO3- --> AgNO3
B
Ba2+ + Cl- --> BaCl2
C
Ba2+ + NO3- --> Ba(NO3)2
D
Ag+ + Cl- --> AgCl

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de tribune-ionen in het onderzoek van Elise?

A
bariumionen en nitraationen
B
bariumionen en chloride-ionen
C
zilverionen en chloride-ionen
D
zilverionen en nitraationen

Slide 13 - Quiz