Toets H5

De temperatuurverschillen in Europa worden onder meer veroorzaakt door de breedteligging.
A
Op hoge breedte is het koud, op lage breedte is het warm.
B
Op hoge breedte is het warm, op lage breedte is het koud.
C
Op hoge breedte is het koud, op lage breedte is het koud.
D
Op hoge breedte is het warm, op lage breedte is het warm.
1 / 33
next
Slide 1: Quiz
aardrijkskundeVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare school

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

De temperatuurverschillen in Europa worden onder meer veroorzaakt door de breedteligging.
A
Op hoge breedte is het koud, op lage breedte is het warm.
B
Op hoge breedte is het warm, op lage breedte is het koud.
C
Op hoge breedte is het koud, op lage breedte is het koud.
D
Op hoge breedte is het warm, op lage breedte is het warm.

Slide 1 - Quiz

Het grootste deel van Europa ligt in de...
A
Tropen
B
Subtropen
C
Poolstreken
D
Gematigde zone

Slide 2 - Quiz

In het noorden van Europa zijn temperaturen het hele jaar door warm.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

De breedteligging veroorzaakt temperatuurverschillen. Er is nog een oorzaak van temperatuurverschillen in Europa.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Langs de Noordzee en de Atlantische Oceaan is het ........ in de winter dan in het binnenland van Europa
A
Warmer
B
Kouder

Slide 5 - Quiz

Voor welk seizoen is deze uitspraak waar?

Nina zegt: ‘Door de warme zeestroom is de temperatuur in West- en Noord-Europa gemiddeld lager dan in het binnenland’.
A
De winter
B
De zomer
C
De winter en de zomer
D
Elk seizoen: de zomer, winter, lente en herfst

Slide 6 - Quiz

Op de foto zie je het Noorderlicht. Dat verschijnsel is op heldere dagen te zien tijdens de poolnacht.

Kies het juiste antwoord.
A
Midzomernacht is een periode in de zomer in de poolstreken waarin de zon niet opkomt.
B
De poolnacht is een periode in de winter waarin in de poolstreken de zon niet opkomt.
C
De poolnacht is één nacht in de winter waarin in de poolstreken de zon niet ondergaat.
D
Midzomernacht is één nacht in de zomer in de poolstreken waarin de zon niet opkomt.

Slide 7 - Quiz

Toepassen...

dit betekent dat de temperatuur in...
A
Noorwegen hoger is dan in Spanje
B
Nederland hoger is dan in Zweden
C
Spanje hoger is dan in Portugal
D
Duitsland lager is dan in Polen

Slide 8 - Quiz

Wanneer ligt een plaats op hoge breedte?
A
Als het op minstens 30º van de evenaar ligt
B
Als het op minstens 50º van de evenaar ligt
C
Als het op minstens 40º van de evenaar ligt
D
Als het op minstens 60º van de evenaar ligt

Slide 9 - Quiz

Wanneer is de poolnacht op de Noordpool?
A
Eind mei tot half juli
B
Begin april tot half mei
C
Eind november tot en met eind januari
D
Eind september tot en met eind december

Slide 10 - Quiz

Van welk klimaat is hooggebergte een kenmerk?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Hooggebergteklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 11 - Quiz

Welk klimaat heeft Nederland?
A
Toendraklimaat
B
Zeeklimaat
C
Hooggebergte
D
Landklimaat

Slide 12 - Quiz

Als je 100 meter omhoog gaat, en het was 10ºC, hoe warm is het nu?
A
10,6ºC
B
16ºC
C
9,4ºC
D
4ºC

Slide 13 - Quiz

Wat geeft de rode lijn aan in een klimaatgrafiek?
A
De hoeveelheid neerslag in mm.
B
Het aantal graden Celsius.
C
De hoeveelheid neerlag in liter.
D
Het aantal graden in mm.

Slide 14 - Quiz

Wat is de derde hoogtegordel?
A
Loofbomen
B
Rotsgordel
C
Alpenweide
D
Naaldbomen

Slide 15 - Quiz

Wat is de snelheid van een gletsjer?
A
30 tot 40 meter per dag
B
10 tot 20 meter per week
C
20 tot 50 meter per week
D
40 tot 50 meter per jaar

Slide 16 - Quiz

Wat is de bovenste hoogtegordel?
A
Naaldbomen
B
Eeuwige sneeuw
C
Loofbomen
D
Alpenweide

Slide 17 - Quiz

Welk kenmerk van het zeeklimaat is juist?
A
In de zomer komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
B
In de lente komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
C
In de winter komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
D
In de herfst komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.

Slide 18 - Quiz

Wat betekenen de blauwe balkjes in een klimaatgrafiek?
A
De neerslag in mm.
B
De neerslag in liters.
C
De temperatuur in graden Celsius.
D
De temperatuur in meters.

Slide 19 - Quiz

Wat is de begroeiing in het toendraklimaat?
A
Loofbomen
B
Er groeit helemaal niks.
C
Naaldbomen
D
Lage struikjes, mossen en grassen.

Slide 20 - Quiz

Hoeveel graden Celsius daalt de temperatuur per 100 m?
A
0,6°C.
B
6°C
C
1°C
D
3°C

Slide 21 - Quiz

Vanaf waar neemt de golfstroom warm water mee naar Europa?
A
Afrika
B
Canada
C
China
D
De golf van Mexico

Slide 22 - Quiz

Op welke breedte ligt Nederland?
A
Hoge breedte
B
Gematigde breedte
C
Lage breedte
D
Zuiderbreedte

Slide 23 - Quiz

Wat groeit er in een gemengd woud?
A
Naaldbomen en loofbomen
B
Struiken
C
Mossen en grassen
D
Er groeit niets in een gemengd woud

Slide 24 - Quiz

Hoe lager de breedteligging van een plaats, hoe kouder het is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Aflandige wind in de winter is warm
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

De overheersende windrichting in Nederland is
A
Noordenwind
B
Westenwind
C
Zuidenwind
D
Oostenwind

Slide 27 - Quiz

Aanlandige wind in Nederland is westenwind
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 28 - Quiz

Welk kenmerk van aanlandige wind is juist?
A
In de zomer is aanlandige wind warm.
B
Aanlandige wind waait vanaf het land naar zee.
C
In de winter is aanlandige wind koud.
D
In de winter is aanlandige wind warm.

Slide 29 - Quiz

Van welk klimaat is hooggebergte een kenmerk?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Hooggebergteklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 30 - Quiz

Als je 100 meter omhoog gaat, en het was 10ºC, hoe warm is het nu?
A
10,6ºC
B
16ºC
C
9,4ºC
D
4ºC

Slide 31 - Quiz

Welk klimaat is te vinden in het dal van de Rhône?
A
Zeeklimaat
B
Sneeuwklimaat
C
Landklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 32 - Quiz

Wat is de begroeiing in het toendraklimaat?
A
Loofbomen
B
Er groeit helemaal niks.
C
Naaldbomen
D
Lage struikjes, mossen en grassen.

Slide 33 - Quiz