2A Schwache Verben Donnerstag, den 26. März 2020

Donnerstag, den 26. März 2020
Kapitel 4 Teil 1:
Kaufrausch
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare school

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Donnerstag, den 26. März 2020
Kapitel 4 Teil 1:
Kaufrausch

Slide 1 - Slide

Zwakke werkwoorden:
In het Nederlands hebben we: zwakke, sterke en onregelmatige werkwoorden.

Veel Nederlandse zwakke werkwoorden zijn in het Duits ook zwak

Slide 2 - Slide

Voorbeelden Nederlandse zwakke werkwoorden:
fietsen - ik fiets - ik fietste - gefietst
maken - jij maakt - ik maakte - gemaakt
klappen - zij klapt - zij klapte - geklapt

Een zwak werkwoord is te zwak om van klank te veranderen.

Slide 3 - Slide

Zwakke werkwoorden in het Duits:
In het Duits verandert de klank van het zwakke werkwoord ook niet. 

De basis voor de uitgang van een werkwoord is de stam.

Achter deze stam komt een uitgang. Deze moet je uit je hoofd leren en vaak hebben we hiervoor een ezelsbruggetje


Slide 4 - Slide

Uitgangen van zwakke werkwoorden:
Zwakke werkwoorden hebben een standaard uitgang. Hiervoor hebben we een ezelsbruggetje geleerd.
Uitzondering op dit ezelsbruggetje zijn werkwoorden met een stam op een sis-klank (s ss z x ß)

In Kapitel 4 deel 1 leren we opnieuw een uitzondering op deze standaard uitgang. Maak de vragen in LessonUp. Wat weet je nog en wat heb je zelf al ontdekt tijdens het maken van de opdrachten in de studiewijzer??

Slide 5 - Slide

Doel van Kapitel 4 deel 1:
Je weet hoe je de werkwoorden met de stam op een -d of een -t kunt vervoegen.

→ Wat is het verschil tussen de standaard uitgang bij zwakke werkwoorden en zwakke werkwoorden die in de stam een -d of een -t hebben?

Slide 6 - Slide

Uitleg filmpjes:
Bekijk de filmpjes in deze volgorde:
  1. Regelmatig werkwoord
  2. Uitzondering regelmatig werkwoord

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Hoe maak je de stam van een werkwoord?

Slide 9 - Open question

Noteer de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits
(ik, jij, hij enzovoort)

Slide 10 - Open question

Noteer bij de Duitse persoonlijke voornaamwoorden de uitgang van zwakke werkwoorden
Je kent hiervoor een ezelsbruggetje.

Slide 11 - Open question

Wat is een zwak werkwoord?

Slide 12 - Open question

Ich ..... (machen)
Noteer de juiste vorm van dit werkwoord.

Slide 13 - Open question

du ... (wohnen)
Noteer de juiste vorm van dit werkwoord.

Slide 14 - Open question

ihr ... (kaufen)
Noteer de juiste vorm van dit werkwoord.

Slide 15 - Open question

Werkwoorden met een sis-klank (s ss z x ß) in de stam, bijvoorbeeld heißen.
Bij welk persoonlijk vnw is de uitgang bij deze werkwoorden niet -st maar een -t?

Slide 16 - Open question

er .... (antworten)

Slide 17 - Open question


Sie (u) .... (reden)

Slide 18 - Open question

du .... (chatten)

Slide 19 - Open question

Wat is het ezelsbruggetje voor werkwoorden met een stam op een -d of -t?
(bijvoorbeeld: antworten, reden, chatten, finden)

Slide 20 - Open question

Wat is het verschil tussen de standaard uitgang bij zwakke werkwoorden en zwakke werkwoorden die in de stam een -d of een -t hebben?

Slide 21 - Open question

Je hebt de grammatica al geleerd (zie studiewijzer).
Schrijf op wat je toch nog niet snapt van de nieuwe grammatica van Kapitel 4 deel 1.

Slide 22 - Open question