ONO Blok 4 Spelling 2

Welkom!
  1. Pak je spullen (leerboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
  2. Zorg ervoor dat je telefoon niet te zien en te horen is. 
  3. Log in bij lessonup.app
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
  1. Pak je spullen (leerboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
  2. Zorg ervoor dat je telefoon niet te zien en te horen is. 
  3. Log in bij lessonup.app

Slide 1 - Slide

Stillezen
- Waar speelt het verhaal zich af?

- In welke tijd speelt het verhaal zich af?

Slide 2 - Slide

Terugblik
1. Huiswerk bespreken 
2. Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 3 - Slide

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Bij 'ik' schrijf je de ...
Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de .....

Slide 4 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd (t.t.) in:

Het kleine meisje .... (tikken) zachtjes tegen het raam.

Slide 5 - Open question

Leerdoelen:
  • Ik kan werwoorden waarbij de stam eindigt op een t of d goed spellen.
  • Ik kan werkwoorden waarbij de stam eindigt op een z of v goed spellen.

Slide 6 - Slide

Instructie
Ik                                               ik-vorm                    ik kook
Jij/zij/hij/u/het                    ik-vorm + t              jij kookt
je/jij achter pv                     ik-vorm                    kook jij?
meervoud                             hele ww                   wij koken

Slide 7 - Slide

Instructie

Slide 8 - Slide

Instructie
Bij werkwoorden waarbij de ik-vorm eindigt op een -d, schrijf je bij de jij-vorm en de hij/zij/het-vorm -dt. Als je het uitspreekt hoor je een t.
Vb. ik vind, jij vindt, hij vindt

Als de ik-vorm eindigt op een -t, schrijf je nooit een tweede t.
Vb. ik zet, jij zet, hij zet

Slide 9 - Slide

Peter ... (antwoorden) altijd graag als de docent iets vraagt.
A
antwoord
B
antwoordt
C
antwoorden

Slide 10 - Quiz

Het vuur ... (branden) heftig in Australië.
A
brand
B
brandt
C
branden

Slide 11 - Quiz

Het meisje ... (verhuizen) met haar ouders naar een andere stad.
A
verhuist
B
verhuizt
C
verhuisd
D
verhuizd

Slide 12 - Quiz

De meester ... (zetten) graag koffie voor zijn collega's.

Slide 13 - Open question

... (worden) jij ook vaak chagrijnig als het regent?

Slide 14 - Open question

Zelfstandige verwerking
  • Brons: blz. 151, opdr. 19, 20, 21, 22, 23
  • Zilver: blz. 151, opdr. 19, 20, 21, 22, 23
  • Goud: blz. 151, opdr. 19, 20, 21, 22, 23

Klaar? 
  • Kijk je werk na en streep de opdrachten af op je takenkaart.
  • Pak je leesboek uit de kast en ga rustig lezen. 
  • Oefenen voor de toets: Op Niveau Online.
timer
45:00

Slide 15 - Slide

Maak een zin waarin je het werkwoord 'verhuizen' als persoonsvorm gebruikt.

Slide 16 - Open question

Vooruitblik
In de volgende les gaan we verder met B4 Spelling.

Slide 17 - Slide