Gecijferdheid 4 - les 1

Professionele Gecijferdheid 4
PABPGR419X
les 1
inleiding meten
1 / 43
next
Slide 1: Slide
WiskundeHBOStudiejaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Professionele Gecijferdheid 4
PABPGR419X
les 1
inleiding meten

Slide 1 - Slide

Warming-up: quiz
Referentiematen en schatten

Slide 2 - Slide

Schat de hoogte van de Euromast.

Slide 3 - Open question

Schat de afstand Rotterdam-Parijs.

Slide 4 - Open question

Schat de oppervlakte van een A4.

Slide 5 - Open question

Schat de inhoud van een emmer.

Slide 6 - Open question

Schat het gewicht van een auto.

Slide 7 - Open question

Schat de snelheid van een wandelaar.

Slide 8 - Open question

Cursusinformatie PCIJ4: Meten 1
  • schatten en de juiste maat kiezen
  • herleidingen binnen het Metriek stelsel
  • berekeningen met omtrek, oppervlakte en inhoud van rechthoekige en ronde figuren
  • berekeningen met driehoeken: oppervlakte en de Stelling van Pythagoras

Alles staat in de reader, te vinden op Moodle (en Cumlaude).

Slide 9 - Slide

Vooruitblik
Dit moet je onder andere aan het eind van dit blok kunnen: 


Slide 10 - Slide

Lesoverzicht
warming-up
lesoverzicht
periodieke, korte herhaling
presentatie lesonderdelen
     - maatschappelijke relevantie
     - referentiematen en schatten
     - herleiden binnen het metriek stelsel
verwerking
evaluatie

Slide 11 - Slide

periodieke, korte herhaling
reken uit en rond af op 1 decimaal:
3,5 / 715 \

Slide 12 - Open question

Doelstellingen
Na de les:
... kun je uitleggen waarom we aandacht besteden aan meten
... weet je wat we bedoelen met meten en dat meetkunde iets anders is
... kun je 8 voorbeelden geven van grootheden en bijbehorende eenheden
... heb je 5 nieuwe referentiematen geleerd
... kun je op basis van een gegeven referentiemaat beredeneerd schattingen maken van lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht
... ken je de voorvoegsels uit het metrieke stelsel en kun je herleidingen maken binnen het metrieke stelsel

Slide 13 - Slide

Meten (versus Meetkunde)
Bij meten hebben we te maken met grootheden zoals de grootheden waarmee we in de warming-up geschat hebben. 
Bij meten gaat het altijd over het kwantificeren van de wereld om je heen, dus over aantallen
Bij meetkunde gaat het niet over aantallen, maar over het beschrijven van de wereld om je heen, zoals bij ruimtelijk inzicht, construeren, spiegelen, navigeren, plattegronden.

Slide 14 - Slide

grootheden
en
eenheden

Slide 15 - Mind map

Maatschappelijke relevantie

Slide 16 - Slide


Waarvan weet jij dat het 10 cm is?



Slide 17 - Slide

mijn referentiemaat
voor
1 dm

Slide 18 - Mind map

Slide 19 - Slide

Ha          Are            Ca

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

zet de lengtematen in de goede volgorde van groot naar klein
km
hm
dam
m
dm
cm
mm

Slide 23 - Drag question

20 dag
1 kg
600 cg

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Metriek stelsel
Het metriek stelsel (het metrische, decimale stelsel) beschrijft voorvoegsels en hun onderlinge relatie bij de grootheden lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht. 
Metrisch: de afspraak om te meten in de standaardmaat meter (en dus niet in bijvoorbeeld yard of miles)
Decimaal: voorvoegsels zijn een factor 10 van elkaar (1 decimeter is even groot als 1/10 meter en 1 centimeter is 1/100 meter).

Slide 27 - Slide

Metriek stelsel - voorvoegsels
Er zijn voorvoegsels bedacht die een factor 10 uit elkaar liggen (de vaakst voorkomende) en voor hele grote en hele kleine voorwerpen zijn voorvoegsels bedacht die een factor 1000 uit elkaar liggen.
  • stappen van 10: milli-, centi-, deci-, deca-, hecto-, kilo
  • stappen van 1000: pico-, nano-, micro- (heel klein)
  • stappen van 1000: Mega-, Giga-, Tera- (heel groot)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

60,7 cm = ... dam

(60,7 cm = … dm = … m = … dam)
A
0,0607 dam
B
0,67 dam
C
60700 dam
D
67000 dam

Slide 31 - Quiz

289 ml = ... dl

(289 ml = … cl = … dl)
A
0,289 dl
B
2,89 dl
C
2890 dl
D
28900 dl

Slide 32 - Quiz

87 dag = … cg

(… cg = … dg = … g = 87 dag


A
0,087 cg
B
0,00087 cg
C
870 cg
D
87000 cg

Slide 33 - Quiz

Oppervlakte en inhoud
Lengte = 1 cm of 10 mm
Breedte = 1 cm of 10 mm
Oppervlakte is 1 x 1 = 1 cm2 
Oppervlakte is 10 x 10 = 100 mm2

Slide 34 - Slide

Oppervlakte en inhoud
Lengte = 1 cm of 10 mm
Breedte = 1 cm of 10 mm
Hoogte = 1 cm of 10 mm

Inhoud = 1 x 1 x 1 = 1, dus 1 cm3
Inhoud = 10 x 10 x 10 = 1000, dus 1000 mm3 

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide


6,35hm2=...m2
...m2=...dam2=6,35hm2
A
0,000635
B
0,00635
C
63500
D
6350000

Slide 39 - Quiz


739cm2=....dm2
A
7,39
B
73,9
C
7390
D
73900

Slide 40 - Quiz


0,34dam3=...dm3
A
0,000034
B
0,0034
C
34000
D
340000

Slide 41 - Quiz

Evaluatie
Doelen bereikt? 
... kun je uitleggen waarom we aandacht besteden aan meten?
... weet je wat we bedoelen met meten en dat meetkunde iets anders is?
... kun je 8 voorbeelden geven van grootheden en bijbehorende eenheden?
... heb je 5 nieuwe referentiematen geleerd?
... kun je op basis van een gegeven referentiemaat beredeneerd schattingen maken van lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht?
... ken je de voorvoegsels uit het metrieke stelsel en kun je herleidingen maken binnen het metrieke stelsel?

Slide 42 - Slide

verder ...
Huiswerk:
- maak lijsten met persoonlijke referentiematen voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht (zie presentatie)
- oefeningen van hoofdstuk 1 en 2 maken uit de reader
- leg voor de volgende lessen een liniaal (hoeft geen geodriehoek te zijn) en een passer klaar, en ruitjespapier natuurlijk

Slide 43 - Slide