Aanhalingstekens

Enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen.

Slide 1 - Slide

Ik ga morgen naar Walibi.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 2 - Quiz

Hij gaat graag naar school, omdat hij dan zijn vrienden ziet.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 3 - Quiz

Wij eten vanavond patat!
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 4 - Quiz

Morgen gaan we uiteten.
A
Enkelvoudige zin Persoonsvorm = gaan
B
Samengestelde zin Persoonsvorm = gaan
C
Enkelvoudige zin Persoonsvorm = we
D
Samengestelde zin Persoonsvorm = we

Slide 5 - Quiz

Bram heeft een nieuwe jas, want zijn oude jas is stuk.
A
Enkelvoudige zin Persoonsvorm = heeft
B
Samengestelde zin Persoonsvorm = heeft
C
Enkelvoudige zin Persoonsvormen zijn: heeft, is.
D
Samengestelde zin Persoonsvormen zijn: heeft, is.

Slide 6 - Quiz

Dit gaan we leren:
We leren wat aanhalingstekens zijn en wanneer we aanhalingstekens gebruiken.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Je gebruikt aanhalingstekens als je precies opschrijft wat iemand zegt.



'Pak allemaal je Chrome!' zei de juf.
'begrijpen jullie de les?' vraagt de juf. 

Slide 9 - Slide

Ik ben blij.
'Ik ben blij'.
'Ik ben blij.'

Slide 10 - Poll

Heb jij mijn voetbal gezien?
'Heb jij mijn voetbal gezien?'
'Heb jij mijn voetbal gezien'?

Slide 11 - Poll

Ik ga morgen naar oma, zei Mark
'Ik ga morgen naar oma'. zei Mark.
'Ik ga morgen naar oma.' zei Mark.
'Ik ga morgen naar oma. zei mark.'

Slide 12 - Poll