Inleiding:
- Wat is je stelling?
- Ben je voor of tegen?
- Vertel met welke argumenten (kort!) je dit gaat bewijzen
Middenstuk:
Maak gebruik van het AUB-model:
1. Eerst zeg je wat het argument (A) is
2. Dan leg je het argument uit (U)
3. Tot slot geef je een voorbeeld: “Dit zien we bijvoorbeeld (B) bij…”
Slot:
Geef een korte samenvatting en je conclusie