2.2 - Deelonderwerpen herkennen

Lezen H2 - De opbouw van een tekst
2.2 - Deelonderwerpen herkennen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen H2 - De opbouw van een tekst
2.2 - Deelonderwerpen herkennen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Planning
  • Terugblik 2.1 - De indeling van teksten
  • Theorie 2.2 - Deelonderwerpen herkennen
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

Hoe noem je het dikgedrukte stukje tekst onder de titel?

Slide 3 - Open question

Lezen 2.1 - De indeling van teksten
  • Titel = onderwerp en/of trekt de aandacht van de lezer
  • Lead = vetgedrukte tekst onder de titel: korte samenvatting of aandacht
  • Inleiding = introductie van het onderwerp met de deur in huis vallen, belangstelling wekken (anekdote, voorbeeld), inleiding: toelichting onderwerp
  • Middenstuk (kern) =  verschillende kanten van het onderwerp
  • Slot = laatste beschrijving onderwerp, verwijzing naar voorbeeld of anekdote, samenvatting of conclusie.

Slide 4 - Slide

2.2 - Deelonderwerpen herkennen
  • Deelonderwerpen zijn de verschillende kanten van een onderwerp die in een tekst aan bod komen.
  • Het vinden van de deelonderwerpen kan je helpen om de structuur van een tekst te begrijpen.

Tip: Bekijk regelmatig de verschillende 
tekststructuren op blz. 209


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Deelonderwerpen vinden
Hoe vind ik de deelonderwerpen van een tekst?
1 bepaal eerst wat het onderwerp van de tekst is
2 bestudeer de opmaak van de tekst
  •  soms vallen de deelonderwerpen samen met de verschillende alinea’s
  •  soms worden (sommige) deelonderwerpen aangegeven in de tussenkopjes
3 lees de eerste en/of de laatste zin (kernzin) van iedere alinea om snel vast te kunnen stellen waar elke alinea over gaat

Slide 7 - Slide

Voorbeeld 1

Slide 8 - Slide

Voorbeeld 2

Slide 9 - Slide

Welke tekststructuur heeft deze tekst?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Verleden-heden-toekomststructuur
C
Voor- en nadelenstructuur
D
Argumentatiestructuur

Slide 10 - Quiz