Herhaling en begrippen

Plein M 1: Arm & Rijk
Begrippen quiz
1 / 42
next
Slide 1: Slide
Mens en MaatschappijVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Plein M 1: Arm & Rijk
Begrippen quiz

Slide 1 - Slide

Uitgaven
A
Iemand die goederen maakt
B
Wat het zelfde is
C
Als mensen rijk zijn
D
Geld dat je uitgeeft

Slide 2 - Quiz

Landbouwrevolutie
A
De verandering van jager-verzamelen naar landbouw
B
Mensen wonen in dorpen en leven van landbouw
C
Planten verbouwen en dieren fokken
D
spullen, producten

Slide 3 - Quiz

diensten
A
werk dat bestaat uit iets voor iemand doen
B
als mensen rijk zijn
C
iets dat iemand heeft
D
wat anders is

Slide 4 - Quiz

Overeenkomst
A
Iemand die goederen maakt
B
Wat het zelfde is
C
Als mensen rijk zijn
D
Geld dat je uitgeeft

Slide 5 - Quiz

Jagen en verzamelen
Veel verplaatsen naar een andere plek
Akkerbouw en veeteelt
Op één plek

Slide 6 - Drag question

Verschil
A
Geld dat je krijgt of verdient
B
Spullen, producten
C
geld dat je uitgeeft
D
wat anders is

Slide 7 - Quiz

Rijkdom
A
Iemand die goederen maakt
B
Wat het zelfde is
C
Als mensen rijk zijn
D
Geld dat je uitgeeft

Slide 8 - Quiz

Goederen
A
De verandering van jager-verzamelen naar landbouw
B
Mensen wonen in dorpen en leven van landbouw
C
Planten verbouwen en dieren fokken
D
spullen, producten

Slide 9 - Quiz

Industrie
A
Alles wat met geld te maken heeft
B
dingen die gemaakt worden of ontstaan
C
planten verbouwen en dieren fokken
D
Hier worden goederen in fabrieken gemaakt

Slide 10 - Quiz

Jager-verzamelaar
A
De verandering van jager-verzamelen naar landbouw
B
Mensen die leven van de jacht en wat ze vinden in de natuur
C
Planten verbouwen en dieren fokken
D
spullen, producten

Slide 11 - Quiz

nomaden
A
iemand die goederen of diensten koopt
B
mensen die leven van de jacht en wat ze vinden in de natuur
C
rondtrekkende mensen zonder vaste woonplaats
D
iemand die goederen maakt

Slide 12 - Quiz

Landbouw
A
Alles wat met geld te maken heeft
B
dingen die gemaakt worden of ontstaan
C
planten verbouwen en dieren fokken
D
Hier worden goederen in fabrieken gemaakt

Slide 13 - Quiz

Inkomsten
A
Geld dat je krijgt of verdient
B
Spullen, producten
C
geld dat je uitgeeft
D
wat anders is

Slide 14 - Quiz

basisbehoeften
A
alles wat met geld te maken heeft
B
dingen die elk mens nodig heeft
C
wat hetzelfde is
D
manier van leven

Slide 15 - Quiz

middel van bestaan
A
manier om aan voedsel te komen
B
eerste historische periode
C
geld dat je uitgeeft
D
een grote, belangrijke verandering

Slide 16 - Quiz

bezit
A
werk dat bestaat uit iets voor iemand doen
B
als mensen rijk zijn
C
iets dat iemand heeft
D
wat anders is

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de basisbehoeften?

Slide 18 - Open question

revolutie
A
manier om aan voedsel te komen
B
eerste historische periode
C
geld dat je uitgeeft
D
een grote, belangrijke verandering

Slide 19 - Quiz

consument
A
iemand die goederen of diensten koopt
B
mensen die leven van de jacht en wat ze vinden in de natuur
C
rondtrekkende mensen zonder vaste woonplaats
D
iemand die goederen maakt

Slide 20 - Quiz

15. Waar in Nederland zijn veel hunnebedden?

Sleep de hunnebedden op de goede plek in de kaart. 


Slide 21 - Drag question

Economie
A
alles wat met geld te maken heeft
B
dingen die elk mens nodig heeft
C
wat hetzelfde is
D
manier van leven

Slide 22 - Quiz

Prehistorie
A
manier om aan voedsel te komen
B
eerste historische periode
C
geld dat je uitgeeft
D
een grote, belangrijke verandering

Slide 23 - Quiz

producent
A
iemand die goederen of diensten koopt
B
mensen die leven van de jacht en wat ze vinden in de natuur
C
rondtrekkende mensen zonder vaste woonplaats
D
iemand die goederen maakt

Slide 24 - Quiz

1. De eerste mensen in ons land leefden hier zo’n: _________________ jaar geleden.

2. We noemen deze mensen:

Slide 25 - Open question

Wat zijn de drie belangrijke middelen van bestaan tijdens de prehistorie?
A
jagen, veeteelt, vissen
B
jagen, veeteelt, verzamelen
C
jagen, verzamelen, vissen
D
veeteelt, verzamelen, vissen

Slide 26 - Quiz

Voedsel telen op een vast stuk land hoort bij …
A
Diensten
B
Industrie
C
Landbouw
D
Veeteelt

Slide 27 - Quiz

Hoe wordt een grote verandering in de geschiedenis van de mensen genoemd?

Slide 28 - Open question

Wat zijn de 5 basisbehoeften?

Slide 29 - Open question

In Nederland hebben lang geleden mensen geleefd die graven bouwden van grote stenen. Hoe noemen we deze mensen?
A
boeren
B
hunebedbouwer
C
jagers
D
natuur-gelovigen

Slide 30 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
Zodra mensen een vaste woonplaats hebben, ontstaat er verschil tussen arm en rijk. Welk kenmerk hoort bij arme mensen?

A
grote oogst
B
grote boerderij
C
veel grond
D
weinig werktuigen

Slide 31 - Quiz

Klik de juiste combinaties aan
Hieronder staan zaken die iedereen nodig heeft. Wat hoort bij wat?
eten en drinken
een huis
onderwijs
gezondheidszorg
dokters en ziekenhuizen
onderdak
scholen
voedsel

Slide 32 - Drag question

Wat zijn de vijf basisbehoeften van een mens?

Slide 33 - Open question

Sleep naar de juiste plek
In rijke landen hebben mensen meer dan genoeg geld voor hun basisbehoeften.

In rijke landen is veel rijkdom of

In arme landen is veel

Deze mensen hebben niet genoeg geld voor hun
welvaart
basisbehoeften
armoede

Slide 34 - Drag question

Aan welke basisbehoeften besteden de jagers -verzamelaar iedere dag veel
tijd?

A
voeding
B
onderdak
C
onderwijs
D
gezondheidszorg

Slide 35 - Quiz

Hoe noem je de economie waarin de mensen geld verdienen door allerlei verschillende baantjes en het verkopen van spullen?

Slide 36 - Open question

Hoort de volgende uitspraak bij welvaart of welzijn? Geef een argument voor
je keuze.


Deze uitspraak hoort bij welvaart / welzijn, omdat?
In India kan 71 procent van de bevolking lezen en schrijven.

Slide 37 - Open question


In Afrika zijn de minste landen met slechte levensomstandigheden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Volgers
Ontwikkelingslanden
Koplopers
Achterblijvers
landen die in ontwikkeling zijn en waar de welvaart langzaam groeit
ontwikkelde rijke landen waar de meeste mensen in de diensten werken
ontwikkelingslanden die nog arm zijn en waar veel mensen in de landbouw werken
ontwikkelingslanden die op weg zijn om rijk te worden en waar steeds meer mensen in de industrie en de diensten werken

Slide 39 - Drag question

Wat betekent:

Beroepsbevolking
A
alle mensen die werken of kunnen werken
B
alle mensen die niet kunnen werken
C
alle mensen die in de fabrieken werken
D
alle mensen die in de landbouw werken

Slide 40 - Quiz

Noem twee beroepen die vallen onder "diensten / dienstverlening".

Slide 41 - Open question


In welk groep van de beroepsbevolking werken de mensen op de afbeelding?
A
Industrie
B
landbouw
C
diensten

Slide 42 - Quiz