woordweb

woordweb
Keuken
Als we het woord keuken horen; waar denken wij allemaal aan?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

woordweb
Keuken
Als we het woord keuken horen; waar denken wij allemaal aan?

Slide 1 - Slide

verschillende woorden
bestek;keukenapparatuur: vaatwasser, rijstkoker; waterkoker; vaatafwasmiddel; koelkast; borden; glazen; en nog veel meer; mixer; blender; oven; fornuis

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat kunnen wij middenin invullen? schrijf het op je bordje

Slide 4 - Slide

groeten

Slide 5 - Slide

dieren in het oerwoud

Slide 6 - Mind map

mieren; jaguars; giraffen ; leeuwen; herten; wolven; spinnen ; muskieten; buffels; slangen; cobra; anaconda;  vissen; piranha's; Vogels; parkieten; raven;  papegaai; Kaketoe; arend

Slide 7 - Slide

5 dieren in het oerwoud van klein naar groot
een konijn; een slang; een leeuw; een buffel; een olifant

Slide 8 - Slide

de boom
Kunnen wij met het woordje boom ook een woordweb maken?
Proberen?

Slide 9 - Slide

de boom
de vrucht; 
de wortel; 
de stam; 
de tak; 
het blad; 
de bloem; 
de kruin; 

Slide 10 - Slide

zelf
teken een boom zoals op de afbeelding en benoem de delen dit noemen we een woordspin. Deze woorden hebben een relatie met elkaar

Slide 11 - Slide

etmaal, 
maand, 
kwartaal, 
semester,
 jaar, 
eeuw
24 uur
28/30/31/ dagen
3 maanden
6 maanden
12 maanden
????

Slide 12 - Slide

Een woordspin maak je door vrij te associëren rondom een hoofdbegrip; alle woorden in een woordspin hebben een relatie met elkaar
In een woordparachute verzamel je woorden van dezelfde (sub)categorie
De woordkast wordt gebruikt bij tegenstellingen (groot-klein of dag-nacht)
De woordtrap laat zien dat er sprake is van een opeenvolging of overtreffende trap (fluisteren, praten, roepen, schreeuwen)

Slide 13 - Slide