être

Leerdoel
Ik weet hoe het werkwoord être (zijn) gaat en ik kan het toepassen in een zin
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoel
Ik weet hoe het werkwoord être (zijn) gaat en ik kan het toepassen in een zin

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

zijn - être

1e pers. ev   ik ben         - je suis
2e pers. ev   jij bent       - tu es
3e pers. ev   hij/zij/men is - il/elle/on est

Slide 3 - Slide

zijn - être

1e p.mv  wij zijn            - nous sommes
2e p.mv  jullie zijn/u bent - vous êtes
3e p.mv  zij zijn        - ils/elles sont

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Thomas est grand
La maison est blanche
Mon père est sévère
Thomas & Sam sont grands
Les maisons sont blanches
Mes parents sont sévères
Kijk maar!

Slide 6 - Slide

voorbeelden
Le monsieur est grand     de meneer is groot
Le sapin est beau         de kerstboom is mooi
Noël est une fête         Kerst is een feest
Les enfants sont malades  de kinderen zijn ziek
Les jours sont courts    de dagen zijn kort
Les cours sont ennuyeux  de lessen zijn vervelend


Slide 7 - Slide

Patrick is
A
Patrick est
B
Patrick es
C
Patrick sont
D
Patrick sommes

Slide 8 - Quiz

Patrick en Thomas zijn
A
Patrick et Tomas est
B
Patrick et Tomas êtes
C
Patrick et Tomas sont
D
Patrick et Tomas suis

Slide 9 - Quiz

Het is
A
ce sont
B
ce êtes
C
ce sommes
D
c'est

Slide 10 - Quiz

ik ben
A
tu es
B
je suis
C
on est
D
il est

Slide 11 - Quiz

wij zijn
A
nous sommes
B
vous êtes
C
ils sont
D
elle est

Slide 12 - Quiz

u bent
A
tu es
B
nous sommes
C
elles sont
D
vous êtes

Slide 13 - Quiz

jij bent

Slide 14 - Open question

zij is

Slide 15 - Open question

zij zijn (m)

Slide 16 - Open question

ik ben

Slide 17 - Open question

jullie zijn

Slide 18 - Open question