5.5 absolutisme: alle macht voor de koningen

Mededeling
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Mededeling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Vandaag
1. Uitleg paragraaf 5.5 Absolutisme: alle macht voor de koning
2. Kennis testen met een quiz
3. aan de slag met de opdrachten

Slide 4 - Slide

Leerdoelen

Slide 5 - Slide

Koningen streven naar meer macht
Feodalisme het politieke systeem in West-Europa

Nederland was uniek (Republiek)

Slide 6 - Slide

Frankrijk & Engeland
Centralisatie --> meer macht voor koningen
Vorsten willen volledige macht = absolutisme

Slide 7 - Slide

Standen
Meeste landen hadden standenvertegenwoordiging

Werd steeds minder bijeen geroepen, vooral als het over belastingverhoging ging

Slide 8 - Slide

Oorlog = Geld
Geld was nodig voor oorlog

Vooral Frankrijk kon er wat van

Door de conflicten hadden vorsten steeds meer geld nodig

Slide 9 - Slide

Frankrijk in de 17e eeuw

geregeerd door Lodewijk XIV

19 miljoen inwoners, merendeel was straatarm

Koning en adel hadden een luxe leven

Slide 10 - Slide

Lodewijk XIV
Was al op zijn 5e koning!! 


Slide 11 - Slide

Zo gek zijn die Fransen ook weer niet.



verschillende geestelijken en edelen nemen macht over.

Bijvoorbeeld Kardinaal Jules Mazarin.

Slide 12 - Slide

Lodewijk XIV wordt volwassen
Wilt absolute macht.
Zorgt voor de volgende veranderingen om die absolute macht te krijgen.

Slide 13 - Slide

Wetgeving
Bepaald zelf de wetgeving en rechtspraak

Geen geschillen tussen gebieden binnen het land

Slide 14 - Slide

Leger
Versterkte het leger door hemzelf betaalde soldaten

Slide 15 - Slide

Versailles
Liet in een kasteel bouwen waar alle edelen moesten wonen.
Aanwezig was:
vermaak, diners, grote feesten, bals en vooral veel rijkdom.

Waarom zou hij dit doen?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Lodewijk dacht dat hij als absoluut koning over zijn volk mocht regeren, omdat hij dit recht van god had gekregen

Droit Divin

Slide 18 - Slide

Engeland en het absolutisme

Slide 19 - Slide

Karel I
volgt in 1625 Jacobus I op.

Oorlog met Spanje en Frankrijk

Geld nodig -> belasting verhogen -> kan alleen met toestemming parlement -> parlement wil dit alleen doen in ruil voor meer inspraak

Slide 20 - Slide

Niet akkoord
Karel laat leden parlement arresteren.
Verliest hierdoor alle steun
Staatslieden zetten Karel I af

werd berecht en ......

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Oliver Cromwell
Was staatsman en werd leider van Engeland (nu een republiek)

Afgezet vanwege het naar zich toetrekken van macht

Slide 23 - Slide

Karel II
Zoon Karel I

Werd nieuwe koning, voorwaarde dat hij zich aan de afspraken van het parlement hield

Slide 24 - Slide

Engeland parlementaire democratie
.
Parlement en Monarchie werken samen om een land te besturen

Slide 25 - Slide

Leerdoelen

Slide 26 - Slide

Waarom was de republiek uniek in Europa?
A
Het had veel schilders
B
Het had geen koning als staatshoofd
C
De republiek maakte gebruik van leenmannen
D
Het was als klein land maritiem succesvol

Slide 27 - Quiz

rondom welke beslissing werd de standenvertegenwoordiging nauwelijks meer bijeen geroepen?
A
De aankoop van goederen
B
De aanstelling van leenmannen
C
Om nieuwe wetten te bepalen
D
Om de belasting te verhogen

Slide 28 - Quiz

Wie regeerde Frankrijk toen Lodewijk XIV 5 jaar was?
A
De moeder van Lodewijk: Anna van Oostenrijk
B
De oom van Lodewijk: Jean Phillipe
C
Kardinaal Jules Mazarin
D
De hoogste officier in het Franse leger

Slide 29 - Quiz

Wat is geen maatregel van Lodewijk XIV om de macht naar zich toe te trekken?
A
Het Franse volk omkopen met steekpenningen
B
Zelf de wetgeving en rechtspraak bepalen
C
Zelf het leger versterken
D
Alle edelen laten wonen in Versailles

Slide 30 - Quiz

Het Droit divin betekent het recht van god om als absoluut vorst te mogen heersen.
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quiz

Komt in 1625 aan de macht, belastingverhoging geblokkeert door parlement, onthoofd
Staatsman die leider werd van Engeland als republiek, later afgezet
Koning die koning werd met de voorwaarde dat hij zich aan de afspraken van het parlement hield.
Karel I
Karel II
Oliver Cromwell

Slide 32 - Drag question

Waarom lukte het Lodewijk XIV om absoluut vorst te worden in tegenstelling tot Karel I?

Slide 33 - Open question

Aan de slag 
Opdrachten paragraaf 5.5
of
Aan het werk met een keuzemodule

Slide 34 - Slide