2.1 Welvaart en crisis quiz

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Vragen wereldcrisis 1929

Welke president kwam met de New Deal

1. Hoover
2. Reagan
3. Roosevelt
4. John F Kennedy

Wat is het verschil tussen de maatregelen van Hoover en de maatregelen van Roosevelt?

Wie zei 'Prosperity is just around the corner'?

1. Roosevelt
2. Hoover
3. Churchill
4. Harding

Wat zegt 'Prosperity is just around the corner' over de maatregelen die de overheid nam tegen de economische crisis?

Wat was een gevolg
van de New Deal?

1. Belastingen werden verhoogd
2. Banken kregen meer vrijheid
3. Werkloosheid steeg
4. Werkgelegenheidsprojecten

Wat is géén gevolg van de economische wereldcrisis?

1. De overproductie in de landbouw neemt toe
2. Veel mensen zijn werkloos
3. Er waren veel tegenstanders van de democratie
4. Politieke onrust

Wat betekent kapitalisme?

1. Economisch systeem waarbij alles draait om winst maken
2. Economisch systeem waarbij alles draait om gelijke verdeling
3. Een oorlog waarbij je op twee plekken tegelijk moet vechten
4. Grote liefde voor je land, cultuur en volk

Wat is een kenmerk van een vrijemarkteconomie?

1. Vraag en aanbod bepalen de markt
2. De overheid houdt de markt nauw in de gaten
3. De overheid bepaalt wat de arbeiders verdienen
4. De overheid doet zo weinig mogelijk aan de economie

Wat bloeide op tijdens de roaring twenties?

Wat was een oorzaak voor de groei van veel steden in de jaren twintig?

1. Great Migration
2. Drooglegging
3. New Deal
4. Vrijemarkteconomie

Welk begrip definieert de buitenlandse politiek van de VS na 1920?

1. Bezonnen
2. Inmenging
3. Daadkrachtig
4. Isolationisme

Welke politieke stroming past bij het gedachtegoed van Roosevelt?

1. Liberalisme
2. Socialisme
3. Confessionalisme
4. Communisme