Het Practicumlokaal

1.2 Het practicumlokaal
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.2 Het practicumlokaal

Slide 1 - Slide

§ 1.2 het practicumlokaal

Slide 2 - Slide

Leerdoelen:
Je leert:
  • dat je soms moet werken werken met speciaal glaswerk
  • hoe dit speciale glaswerk heet
  • wat een bunsenbrander is en hoe deze werkt
  • dat je drie verschillende soorten vlammen kan maken
  • welke veiligheidssymbolen er zijn


Slide 3 - Slide

GLASWERK
TRECHTER             MAATCYLINDER               REAGEERBUIS                     BEKERGLAS                     ERLENMEYER

Slide 4 - Slide

DE BUNSENBRANDER

  • GASREGELSCHROEF
met de gasregelschroef regel je de grootte van de vlam.

  • LUCHTRING
met de luchtring regel je de hitte (temperatuur) van de vlam
                LUCHTRING

GASREGELSCHROEF

Slide 5 - Slide

Log in onder je normale naam, zonder speciale tekens.

Slide 6 - Slide

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 7 - Quiz

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 8 - Quiz

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 9 - Quiz

Hoe heet dit onderdeel van de brander?
----->
A
gasregelschroef
B
luchtring

Slide 10 - Quiz

Wat regel je met dit onderdeel van de brander?
--->
A
de grootte van de vlam
B
de hitte van de vlam

Slide 11 - Quiz

Hoe heet de vlam boven nummer 2?
      1             2            3
A
de gele vlam
B
de blauwe of doorzichtige vlam
C
de ruisende vlam (met kern)
D
geen idee

Slide 12 - Quiz

welke vlam gebruik als je even niets hoeft te verhitten?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam
D
geen enkele vlam

Slide 13 - Quiz

welke vlam is het heetst?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam
D
alle vlammen zijn even heet

Slide 14 - Quiz

Als je op de noodstop drukt gaat ook het licht uit in het lokaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Als je een gevaarlijke situatie ziet gebeuren aan een machine met een noodstop, wat moet je dan doen?
A
aan de docent vragen of je op de noodstop mag drukken
B
gelijk op de noodstop drukken
C
aan de docent doorgeven dat er een gevaarlijke situatie is
D
niets, gewoon blijven kijken

Slide 16 - Quiz


Wat betekent dit symbool op een verpakking?
A
Deze verpakking is licht ontvlambaar
B
Gevaar ! Deze verpakking bevat een licht ontvlambare stof
C
Pas op! brandbare stof
D
Ontbrandingsgevaar! Bel alvast 112

Slide 17 - Quiz

Welk gevaarsymbool ken je NIET?
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

Hoeveelheden meten
Aantal
Tellen
Volume (hoeveelheid ruimte die stof inneemt) bepalen
Met maatcilinder in:
L = liter / dm= kubieke decimeter
mL =milliliter/ cm= kubieke centimeter


Massa (hoeveelheid stof)
Met weegschaal in:
g= gram
kg= kilogram

Slide 19 - Slide

Grootheden en eenheden
Zie boek bladzijde 24
Grootheid = Eigenschappen die je kunt meten
Eenheid = maat waarin je grootheid meet
Meetinstrument = voorwerp of apparaat dat gebruikt wordt om te meten

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Omrekenen

Slide 22 - Slide

Oefenen (opd 38 & 39 & 40)
    38-3:                     3 kg = ...... g
           38-4:              0,0321 kg = ......... g
          38-5:                       106 g = ....... kg
          38-7:                     80,9 g = ....... kg
              39-1:                           3 L = ......... mL
      39-2:               80,9 mL = ....... L
        40-3:                    40,7 dm3 = ......... L
                   40-6:               30500 mL = ......... dm3 

timer
1:00

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Oefenen (opd 45 & 46)
45-2: 1,06 m = ......... cm
45-7: 13 cm = ........ m
45-12: 0,0321 m = ......... mm
45-14: 2086 mm = ...... mm
46-2: 7200 s = ......... min
46-6: 20 s = ...... min
1 h = ......... s
0 K = ........ graden Celcius
timer
1:00

Slide 26 - Slide

Meetinstrumenten aflezen
Schaalverdeling:  de verdeling van de streepjes op het meetinstrument
Schaaldeel: waarde tussen twee streepjes op een meetinstrument
Meetbereik: de waardes die gemeten kunnen worden met het meetinstrument

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Onderdompelmethode
Door een voorwerp in een vloeisstof te doen (onderdompelen), kan het volume bepaald worden

  1.  Beginvolume aflezen
  2.  voorwerp erin doen
  3. Eindvolume aflezen
  4. Eindvolume-beginvolume = volume voorwerp
Stappenplan

Slide 29 - Slide

Nu aan de slag met hv vragen
2hv boek:H1 1 Par 1 vraag 1 tm 10 
Het Practicumlokaal
2hv boek: H1 Par2 : vraag 11 tm 19 (blz 15)
gedaan?
1.3 vragen 20 tm 33 

Slide 30 - Slide

Wat is het zwaarste...
A
een kilo zilver
B
twee kilo veren
C
drie pond veren
D
1500gram stenen

Slide 31 - Quiz

De eenheid van dichtheid is...
A
g/cm³
B
cm³/g
C
L/cm³
D
cm³/L

Slide 32 - Quiz

Als je de massa deelt door het volume dan bereken je...
A
het gewicht
B
de inhoud
C
de dichtheid
D
de zwaarte

Slide 33 - Quiz

Reken het volume uit.
Zet de berekening erbij!

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Video

NOODSTOP
In een practicumlokaal of een technieklokaal werk je veel met elektrische apparaten.

Met een NOODSTOP gaat in één keer alle elektriciteit uit! 

Slide 36 - Slide

SYMBOLEN
ONTVLAMBAAR         CORROSIEF          EXPLOSIEF            IRRITEREND            GIFTIG

Slide 37 - Slide

Log in onder je normale naam, zonder speciale tekens.

Slide 38 - Slide

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 39 - Quiz

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 40 - Quiz

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 41 - Quiz

Hoe heet dit onderdeel van de brander?
----->
A
gasregelschroef
B
luchtring

Slide 42 - Quiz

Wat regel je met dit onderdeel van de brander?
--->
A
de grootte van de vlam
B
de hitte van de vlam

Slide 43 - Quiz

Hoe heet de vlam boven nummer 2?
      1             2            3
A
de gele vlam
B
de blauwe of doorzichtige vlam
C
de ruisende vlam (met kern)
D
geen idee

Slide 44 - Quiz

welke vlam gebruik als je even niets hoeft te verhitten?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam
D
geen enkele vlam

Slide 45 - Quiz

welke vlam is het heetst?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam
D
alle vlammen zijn even heet

Slide 46 - Quiz

Als je op de noodstop drukt gaat ook het licht uit in het lokaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 47 - Quiz

Als je een gevaarlijke situatie ziet gebeuren aan een machine met een noodstop, wat moet je dan doen?
A
aan de docent vragen of je op de noodstop mag drukken
B
gelijk op de noodstop drukken
C
aan de docent doorgeven dat er een gevaarlijke situatie is
D
niets, gewoon blijven kijken

Slide 48 - Quiz

Nu aan de slag met vragen
Maak van § 1.2 vraag 20 t/m 34 (blz. 17)

Slide 49 - Slide

Nu aan de slag met hv vragen
Maak van § 1.2 vraag 11 t/m 19  (blz. 15)

Slide 50 - Slide