11.5 Cellen en chromosomen

Deze les
  • Voorkennis (terugblik 11.4)
  • Uitleg over 11.5
  • Keuze: opdrachten maken of samenvatten/tekenen

 Pak je laptop en start LessonUp op.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Deze les
  • Voorkennis (terugblik 11.4)
  • Uitleg over 11.5
  • Keuze: opdrachten maken of samenvatten/tekenen

 Pak je laptop en start LessonUp op.

Slide 1 - Slide

Welke van de vier beweringen over geslachtschromosomen is juist?
A
Geslachtschromosomen komen voor in alle cellen
B
Geslachtschromosomen komen alleen voor in voortplantingscellen
C
Alle chromosomen in een voortplantingscel zijn geslachtschromosomen
D
Alle chromosomen in alle cellen van de voortplantingsorganen zijn geslachtschromosomen

Slide 2 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 3 - Quiz

Een allel is een variant van een.......
A
fenotype
B
DNA
C
gen
D
chromosoom

Slide 4 - Quiz

Je ziet de haarkleur van een vriend. Gaat dit om fenotype of genotype?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • uitleggen hoe door meiose geslachtscellen ontstaan met de helft van het aantal chromosomen.
  • de stappen van de meiose beschrijven.
  • uitleggen hoe door mitose uit een bevruchte eicel een mens ontstaat.
  • de stappen van de mitose beschrijven.
  • uitleggen wat haploïd en diploïd betekent.
  • uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Twee soorten delingen
Meiose: lichaamscel deelt tot geslachtscel.
Reductiedeling, want van 46 chromosomen
naar twee cellen met 23 chromosomen. In geslachtsorganen.

                                   Mitose: lichaamscel deelt tot twee lichaamscellen. Van 46                                          chromosomen naar twee cellen met 46 chromosomen 
                                    (verdubbeling).

 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide



Een haploïde cel (n): een cel met een enkel chromosoom 
van een chromosomenpaar per kern.
Geslachtscellen zijn voorbeelden van haploïde cellen.
Een celkern van een haploïde cel bevat bij de mens 23 chromosomen.

Een diploïde celkern (2n) bevat 46 chromosomen en komen. De chromosomen komen in paren voor. 

Slide 11 - Slide

Differentiatie en specialisatie (niet helemaal weten!)
Iedere cel bevat hetzelfde DNA, maar je hebt allerlei verschillende cellen (bv. spier- en zenuwcel). Ze verschillen in vorm en grootte: celdifferentiatie.
Ook hebben ze verschillende functies: celspecialisatie.

Dit komt doordat genen aan en uit kunnen staan. Dit gebeurt door eiwitten.

Regelgenen regelen welke eiwitten gemaakt worden.

Slide 12 - Slide

Niet helemaal weten!

Slide 13 - Slide

Wat ga je doen?
Ik ga opdrachten maken.
Ik ga de leerdoelen uitwerken (inleveren!).

Slide 14 - Poll

Aan de slag... 
 Basis: 3, 4, 6, 8 en 9
Extra oefening: 5 en 7
of
Leerdoelen uitwerken! (lever straks een screenshot/foto in van wat je hebt gedaan)
Laatste 15 minuten: leerdoelencheck!
Tip voor toetsweek: https://puberbijles.nl/product/notitieblaadjes-voor-boek/

Slide 15 - Slide

Wat heb je gedaan?

Slide 16 - Open question

Leerdoelencheck!
  1. Lees het leerdoel.
  2. Overleg in je groepje over het antwoord (1 à 2 minuten).
  3. Klassikaal delen.




Slide 17 - Slide

Leerdoelen
  • Leg uit wat het verschil tussen mitose en meiose is.
  • Leg uit wat haploïd en diploïd is.
timer
1:30

Slide 18 - Slide

Beschrijf welke stappen er plaatsvinden bij meiose en wat er dan ontstaat.

timer
2:00

Slide 19 - Slide

Beschrijf hoe door mitose uit een bevruchte eicel een mens ontstaat.

timer
2:00

Slide 20 - Slide