What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatica H1
Grammatica H1
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica H1
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
-Uitleg project grammatica
-Uitleg H1: bijvoeglijke bijzin, betrekkelijk voornaamwoord
-Uitleg H2: samentrekking, onbepaald voornaamwoord
Slide 2 - Slide
project grammatica
-Praktische opdracht -> instructiefilm voor drie onderwerpen naar keuze (in elk geval één keer woordsoorten en één keer zinsdelen)
-Per onderdeel minimaal 2 minuten
-Werk je liever in een tweetal? -> een onderdeel meer
Slide 3 - Slide
doelen H1 zinsdelen
-Ik kan een zin opdelen in zinsdelen.
-Ik kan het verschil tussen zinsdeel en zinsdeelstuk uitleggen.
-Ik kan het verschil tussen bijv. bep en bijv. bijzinnen uitleggen.
Slide 4 - Slide
zinsdelen
-onderwerp
-persoonsvorm
-werkwoordelijk gezegde
-lijdend voorwerp
-meewerkend voorwerp
-bijwoordelijke bepaling
->
Je geeft delen van een zin een benaming.
Slide 5 - Slide
Jurgen
leent
zijn pen
aan Michiel.
onderwerp
persoonsvorm
lijdend
voorwerp
meewerkend voorwerp
Slide 6 - Drag question
zinsdelen
bijvoeglijke bepaling
bijvoeglijke bijzin
Slide 7 - Slide
vergelijk
1a Jouw
sportief geklede
vriendin zag ik gisteren in de stad.
1b Jouw vriendin,
die sportief gekleed was
, zag ik gisteren in de
stad.
->
Je zegt hetzelfde, toch benoem je de schuingedrukte
woorden anders.
Slide 8 - Slide
bijvoeglijke bepaling
1a Jouw
sportief geklede
vriendin zag ik gisteren in de stad.
jouw sportief geklede vriendin = onderwerp
sportief geklede = bijvoeglijke bepaling bij vriendin
Slide 9 - Slide
bijvoeglijke bijzin
1b Jouw vriendin,
die sportief gekleed was
, zag ik gisteren in de
stad.
jouw vriendin die sportief gekleed was = onderwerp
die sportief gekleed was = bijvoeglijke bijzin
Slide 10 - Slide
Zo herken je een bijvoeglijke bijzin
-zegt iets over een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord
-is een zin en heeft dus een persoonsvorm
-is geen zinsdeel, maar een onderdeel van een zinsdeel =
zinsdeelstuk
Slide 11 - Slide
bijvoeglijke bepaling of bijvoeglijke bijzin?
1a De
oude, verroeste
fietsen worden verkocht.
1b De fietsen,
die oud en verroest zijn
, worden verkocht.
2a De kinderen
die aan het spelen zijn
, zitten in groep 3.
2b De
spelende
kinderen zitten in groep 3.
Slide 12 - Slide
doelen H1 woordsoorten
-Ik kan een betrekkelijk voornaamwoord aanwijzen in een zin.
-Ik kan het juiste betrekkelijk voornaamwoord gebruiken in een zin.
Slide 13 - Slide
woordsoorten
-lidwoord -betrekkelijk voornaamwoord
-zelfstandig naamwoord -persoonlijk voornaamwoord
-werkwoord -hoofdtelwoord
-voorzetsel -bezittelijk voornaamwoord
-bijvoeglijk naamwoord -etc
->
Je geeft ieder woord afzonderlijk een benaming.
Slide 14 - Slide
betrekkelijke voornaamwoord
Bijvoeglijke bijzinnen beginnen vaak met een betrekkelijk voornaamwoord:
De reis,
die
ik met mijn vrienden maakte
, was heel avontuurlijk.
Het boek,
dat
ik in twee dagen uit heb gelezen
, raad ik jou aan.
Slide 15 - Slide
betrekkelijke voornaamwoord
Betrekkelijke voornaamwoorden verwijzen terug naar een woord dat eerder genoemd is: het
antecedent
.
Vaak is het heel duidelijk wat het antecedent is.
-De docent, van
wie
wij Nederlands krijgen, is onlangs afgestudeerd.
Slide 16 - Slide
betrekkelijke voornaamwoord
Soms is er geen duidelijk antecedent, we noemen dit een
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
.
-
Wie
het laatst lacht, lacht het best.
-
Wat
je gisteren deed, kun je echt niet maken!
(vaak te vervangen door: degene die, datgene wat)
Slide 17 - Slide
Wanneer gebruik je welk betrekkelijke voornaamwoord?
-die
-> de-woorden
-dat
-> het-woorden
-wat
-> overtreffende trap (
het leukste
wat
we hebben gedaan
)
-> na woorden als
a
lles, enige, iets, niets, veel
(Alles
wat
je wilt weten, staat op internet.)
->hele zin
(Mijn ouders zijn op vakantie,
wat
ik heel fijn
vindt)
-vz +
wie
-> personen (
De docent
over wie
ik je vertelde, ...
)
-waar + vz
-> dingen (
De toets
waarover
ik je vertelde, ...)
Slide 18 - Slide
oefenen woordsoorten
-lidwoord -betrekkelijk voornaamwoord
-zelfstandig naamwoord -persoonlijk voornaamwoord
-werkwoord -hoofdtelwoord
-voorzetsel -bezittelijk voornaamwoord
-bijvoeglijk naamwoord -etc
Slide 19 - Slide
Benoem alle woorden in onderstaande zin.
De jongen die rookt, is mijn broer.
Slide 20 - Open question
vragen?
-bijvoeglijke bijzin
-bijvoeglijke bepaling
-betrekkelijk voornaamwoord
Slide 21 - Slide
weektaak
Grammatica H1 en H2: opdr 1 + 2 van
alle
onderdelen
Slide 22 - Slide
More lessons like this
Ned_9juni_Havo3_Vwo3_H3_Grammatica
June 2021
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
H3B 14 februari Bijvoeglijke bijzin
February 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3h_Les 12 en 13 – H1 Grammatica zinsdelen en woordsoorten (combinatie)
October 2024
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Bijvoeglijke bijzin H1 3H
November 2022
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
H1 Grammatica woordsoorten - betrekkelijk voornaamwoord
November 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
H1 Grammatica woordsoorten - betrekkelijk voornaamwoord
November 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Woordsoorten bijvoeglijke bijzin
December 2021
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
les 19/3: grammatica zinsdelen H1 bijvoeglijke bijzin
March 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3