spelling 1

1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waar ging de
vorige les over?
Noem zo veel mogelijk op.

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

  1.  Hans verander_ die tekst nog wel.
  2. Je vertel_ dat verhaal maar een andere keer.
  3. Hoe laat lan_ ons vliegtuig in Rome?
  4. Hij bemoei_ zich werkelijk met alles.
  5. Carolien beweer_ van alles, maar je weet nooit zeker of het klopt.
  6. Wor_ daar wel voldoende rekening mee gehouden?
  7. Wanneer betaal_ u die twee rekeningen?
  8. Het wor_ zo langzamerhand wel vervelend.
9. Vin_ jij het echt niet erg, als het wat later wordt?
10. Ik bran_e mijn vingers daar niet aan.
11. Bestee_ zij genoeg tijd aan haar huiswerk?12. Wie veel tijd aan huiswerk bestee_, wordt daar meestal wel voor beloond.
13. Toen wij jong waren, beste_en wij veel tijd aan ons huiswerk.
14. Die man lach_e als een boer die kiespijn heeft.
15. Dat uitje kos_e ons een hoop geld.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

spelling 1

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zin.
Er kunnen ook twee of meer persoonsvormen in een zin staan. De zin bestaat dan uit twee of meer zinnetjes (samengestelde zin).
  • Als het sneeuwt, gaan wij niet naar Breda.
  • Toen het sneeuwde, gingen wij niet naar Breda

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Lastige werkwoorden.
Bij een groot aantal werkwoorden kun je niet horen of het van tijd kan veranderen: ´branden´, ´landen´, ´planten´, ´rusten´ en ´wachten´ kun je niet horen of je die met d of dd of met t of tt schrijft.
  • Wij verbranden het oude hout.
Vul dan een werkwoord in waar je wel aan kunt horen of het van tijd kan veranderen.
  • Wij verkopen het oude hout.
  • Wij verkochten het oude hout.
Als ´verkopen´ van tijd kan veranderen in deze zin, dan kan ´verbranden´ dat ook. Het werkwoord ´verbranden´ in de eerste zin is dus de persoonsvorm.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Regels.
  • Voor: ´zij´/´het´/´men´of een persoon/dier gaan dezelfde regels als voor ´hij´.
Dus: stam + t. 
- Die scooter rijdt fantastisch.
- Sander loopt drie keer per week hard.
  • Als ´jij´ achter de persoonsvorm staat, schrijf je alleen de stam. Bij ´u´ blijft dat: stam + t.
- Vertel jij mij even hoe het gegaan is?
- Vertelt u mij even hoe het gegaan is?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

  • De weerman voorspelt een zonnige ochtend.
  • De weerman had een zonnige ochtend voorspeld.
  • Hij verlootte drie kaartjes voor dat festival.
  • Hij zou drie kaartjes voor dat festival verloten.
  • Ik heb de verlote kaartjes voor dat festival gewonnen
  • Wordt je zus gebeld of ze geslaagd is?
  • Word nu toch eens wat vrolijker!
  • Thijs is verbaast / verbaasd dat zijn moeder het verwachte / verwachtte pakketje, dat de postbode niet heeft bezorgt / bezorgd niet betaalt / betaald. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Let op de uitspraak!
Racen:
stam: Rac
Ik race
Hij racet / Ract
Zij racete
Ik heb geracet / geract

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

1

Slide 11 - Video

This item has no instructions

04:57
Kun je mij vertellen hoe je werkdag eruitziet?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

  • Patiënt (Patient). Trema (Diacritic)
Used to separate diphthongs for clarity.
Examples:
geëindigd (ended) - The trema on the "e" shows that "ee" is pronounced as two distinct sounds.
  • Verzorgende (Caregiver/Nurse)
  • Medicatie (Medication). "ie" is pronounced as "ee" in English
  • Ziekenhuis (Hospital)
  • Bloeddruk meten (Measure blood pressure)
  • Verband leggen (Apply a bandage)
  • Dokter (Doctor)
  • Verpleger/Verpleegster (Nurse male/female)
  • Recept (Prescription)
  • Wondverzorging (Wound care)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

lichaamsdelen en organen

Slide 14 - Mind map

Vraag aan de leerlingen  welke lichaamsdelen ze al kunnen benoemen in het Engels en vul ze in op het woordweb.
Hoeveel symptomen ken je?

Slide 15 - Mind map

Sepsis is een ontstekingsreactie van het lichaam op een infectie die zo ernstig verloopt dat weefsels beschadigd raken en orgaanfuncties uitvallen. Sepsis wordt ook wel bloedvergiftiging genoemd, maar dit is eigenlijk geen correcte term. Wat zijn de symptomen van een ontsteking?