Grammatica, maak een goede zin.

Bedenk een ander onderwerp.
Bedenk een ander woord  voor het onderwerp.
Voorbeeld: Hij ligt in bed.
Hij is het onderwerp.
Jij bedenkt een ander woord voor Hij.
Jij schrijft: De man ligt in bed.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Bedenk een ander onderwerp.
Bedenk een ander woord  voor het onderwerp.
Voorbeeld: Hij ligt in bed.
Hij is het onderwerp.
Jij bedenkt een ander woord voor Hij.
Jij schrijft: De man ligt in bed.

Slide 1 - Slide

Zij eet een appel.

Slide 2 - Open question

Hij eet een appel.

Slide 3 - Open question

Wij eten een appel.

Slide 4 - Open question

Ik doe de boodschappen.

Slide 5 - Open question

Hij fietst naar Kampen.

Slide 6 - Open question

Zij loopt naar Drtonten.

Slide 7 - Open question

Wij gaan morgen naar school.

Slide 8 - Open question

Zij koopt een blikje.

Slide 9 - Open question

Hij maakt de les.

Slide 10 - Open question

Zij komt op mijn verjaardag.

Slide 11 - Open question

Hij staat in de rij voor de kassa.

Slide 12 - Open question

Zij betaalt met haar pas.

Slide 13 - Open question

Wij gaan samen naar de bioscoop.

Slide 14 - Open question