Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Door zijn ziekte (missen vt) hij veel lessen.

Het vliegtuig (landen - tt) op vliegveld Eelde.

Vol trots (presenteren - tt) het groepje leerlingen hun werk aan de klas.

Vorig jaar (verdwijnen - vt) een leerling tijdens het schoolreisje.

Mijn vriend (verrassen vt) mij met een zelfgebakken taart.

Onze kat (worden -tt) dit jaar dertien.

De docent (herhalen-tt) de werkwoordspelling regelmatig.

De leerlingen (besteden vt) niet altijd genoeg aandacht aan de spelling.

Waarom (overleggen-tt) jouw collega niet met de anderen?

Niet één leerling (luisteren-tt) naar de docent.

De opmerking van de docent (vergroten v.t.) het zelfvertrouwen van de leerling.

De ambtenaar (accepteren t.t.) niet alle namen.

Vroeger (liggen v.t.) je vaak op de bank.

Je (vinden t.t.) de meeste krabben in het water.

Leo (melken t.t.) de geiten in de wei

Je (stoppen v.t.) gisteren het afval in de verkeerde prullenbak.

De juf (knippen v.t.) de afgelopen dagen elke dag een stuk uit de krant.

Ik (komen t.t.) morgen bij je langs.

Toen (krimpen v.t.) jij ineen omdat de docent boos was.

Jara (moeten t.t.) de rekentoets nog maken.