Herhaling H1 & 2 1H

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Agenda

Lezen - 10 minuten

Herhalen H1 & 2

Welk onderdeel vind je het moeilijkst?

Noem 3 manieren om de persoonsvorm te vinden.

Wat is een synoniem?

1. Een ander woord met (ongeveer) dezelfde betekenis. Je kijkt naar de context van dat woord.
2. Een woord met precies dezelfde betekenis. Je kijkt naar de zin ervoor.
3. Een woord met in de context van de tekst een omschrijving.
4. Een omschrijving/definitie van een moeilijk woord.

Benoem 2 manieren om de zin in zinsdelen te verdelen.

Zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Enkelvoud/meervoud

Meestal voor het zn

Je kunt er de, het of een voorzetten

Korte/lange vorm

Stoffelijk, eindigt op -en

Verkleinwoord

Een woord voor een mens, dier, plant, ding, gevoel of eigen namen.

Trappen van vergelijking

Waar of niet waar?
De en het zijn onbepaalde lidwoorden.
Een is een bepaald lidwoord.

Welke verbindingswoorden ken je?

Schrijf de zin met hoofdletters en leestekens:
mevrouw van den bosch van wijnen gaat op wintersport in de franse plaats tignes

Schrijf de zin met hoofdletters en leestekens:
met pinksteren gaan wij naar het noordoosten van groningen

Hoofdletter

Geen hoofdletter

Aan het begin van de zin.

Dagen

Seizoenen

Namen

Maanden

Aardrijkskundige namen

Windstreken

Tussenvoegsels

Wat is het verkleinwoord van:
A4?

1. A4tje
2. A4-tje
3. A4'tje

Wat is het verkleinwoord van:
cola?

1. colaatje
2. cola'tje
3. cola-tje

Wat is het verkleinwoord van:
koning?

1. koningkje
2. koninkje
3. koningetje

Wat is het verkleinwoord van:
karbonade?

1. karbonaadje
2. karbonadetje
3. karbonatje

Hoe schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
3 antwoorden!

Hoe schrijf je de persoonsvorm verleden tijd?
2 antwoorden!

Vul de juiste vorm van de pv in:
.... (geloven, pvtt) je zusje niet meer in Sinterklaas?

1. Geloofd
2. Gelooft
3. Geloofdt

's Ochtends ... (wassen) en ... (kleden) ik mij heel snel aan.

1. was, kleed
2. wast, kleedt
3. was, kleet

Hij ... (bekleden, pvvt) de stoel opnieuw.

1. bekleedt
2. bekleedde
3. bekleede

De meisjes ... (staren) me al een tijdje aan.

1. staarden
2. staardde
3. staren

Bij mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je 'de', bij onzijdige woorden 'het'.

't ex-fokschaap

Wanneer gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'?

Wanneer gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'?

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃