2e les: vraagwoorden & Friday the 14th

Welcome! 
Take a seat and log in to this lesson up :)
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Welcome! 
Take a seat and log in to this lesson up :)

Slide 1 - Slide

Start and finish at home:
Do: exercises 1, 2, 3, 4 on pages 10 & 11, and exercises 1, 2 & 3 on pages 15, 16 & 17
Study: 'Classroom English' on page 19.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

superstitions

Slide 4 - Mind map

Friday the 13th
In groups of 3-4, discuss why Friday the 13th is considered to be unlucky.

Write down your answer on the next slide - IN ENGLISH! :)
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Why is Friday the 13th considered to be unlucky?

Slide 6 - Open question

4

Slide 7 - Video

01:09
What does "significant" mean?
A
onzin
B
belangrijk
C
behoorlijk
D
veelvoorkomend

Slide 8 - Quiz

02:19
"quell the superstition"
What does that mean?
A
eind maken aan het bijgeloof
B
bevestigen van het bijgeloof
C
bijgeloof erger maken
D
bijgeloof strafbaar maken

Slide 9 - Quiz

02:30
What do you think happened to the ship?

Slide 10 - Open question

04:44
"mundane things"
A
extreme dingen
B
bijzondere dingen
C
gewone dingen
D
grappige dingen

Slide 11 - Quiz

Were you right with your answer before?
A
Yes
B
No

Slide 12 - Quiz

Question words:
Copy these into your notebook and write down the Dutch translation: 
who
what
where
when
why
whose
how

Slide 13 - Slide

Welke zijn er allemaal?

who
what
where
when
why
whose
how
Welke zijn er allemaal?

wie
wat
waar
wanneer
waarom
van wie (wiens/wier)
hoe

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Maak zelf een vraag met:
'Which"

Slide 16 - Open question

Maak zelf een vraag met:
'What"

Slide 17 - Open question

Maak zelf een vraag met:
'When"

Slide 18 - Open question

Maak zelf een vraag met:
'Why"

Slide 19 - Open question

Maak zelf een vraag met:
'How"

Slide 20 - Open question

Blooket:
Go to play.blooket.com
and enter Game ID

Slide 21 - Slide

Korte samenvatting
Who:                       je gebruikt who om te vragen wie er wordt bedoeld.
What:                     je gebruikt what om te vragen wat iets is.
Where:                  je gebruikt where om te vragen naar een plaats.
When:                   je gebruikt when om te vragen naar een tijd.
Why:                      je gebruikt why om te vragen naar een reden
How:                      je gebruikt how om te vragen naar de manier waarop iets     gebeurt, of gevoelens.

Slide 22 - Slide

Evaluatie:
  1. Wat hebben wij geleerd en gedaan?
  2. Ging het toepassen goed?
  3. Hoe zorg je ervoor dat je herinnert wat er vandaag geleerd is? 

Slide 23 - Slide

Linkee

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video