Klas 1G P3 les 4- BZL (3-03-2021)

¡¡Bienvenidos!!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

¡¡Bienvenidos!!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

¿Qué tal la semana de vacaciones?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programa de hoy
  • Corregir los deberes
  • Artículo - Lidwoord 
  • Pronombres personales -Persoonlijke voornaamwoorden
  • Nacionalidades - Nationaliteit

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Los deberes
Hacer (maken):
Tekstboek Gente Joven p.20, ejercicio 1a,b,c

Kijk video over lidwoord --> terug te vinden op Googleclassroom bij lessonuplinks (les 3)

Kijk video over persoonlijkvoornaamwoord --> terug te vinden op Googleclassroom bij lessonuplinks (les 3)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

TB p.20, Ejercicio 1A

¿Conoces algún nombre o apellido español?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

TB p.20, Ejercicio 1B

Welke drie leerlingen zijn er nog niet?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

TB p.20, Ejercicio 1C
Iñaki
David
Pablo
Jonathan
Joaquín
Javier
Eugenia
Lorena
Alba
Luna
Cristina
Fátima
Paula
¿Qué nombre de la lista son de chico y qué nombres son de chica?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Artículo - Lidwoord

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

El artículo (het lidwoord) 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Het lidwoord - el articulo

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Het lidwoord - el articulo

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden?
Hoe herken je die in het Spaans?
Mannelijke zelfstandig 
naamwoorden eindigen op:
 -O: zoals EL libro (het boek), EL niño  (de jongen), EL cuaderno (het schrift)
 -L: zoals EL hotel (het hotel), EL árbol (de boom) 
 -AJE: zoals EL equipaje (de bagage), EL garaje (de garage)
 -OR: zoals EL amor (de liefde) EL vendedor (de verkoper)


Vrouwelijke zelfstandig naamwoorden eindigen op:
-A: zoals LA casa (het huis), LA niña 
(het meisje) LA bicicleta (de fiets)
-SIÓN: LA decisión (de beslissing) 
-CIÓN: LA estación (het station) 
-DAD: LA edad (de leeftijd) LA verdad (de waarheid)
-TAD: LA libertad (de vrijheid),
 -ED: LA pared (de muur)


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden?
Hoe maak je daar meervoud van in het Spaans?
1. We beginnen bij de lidwoorden die we voor meervoud gebruiken:
Dat wordt LOS of LAS als het om een bepaald lidwoord gaat.
Gaat het om een onbepaald lidwoord gebruiken we UNOS of UNAS.

2. Dan maken we van een zelfstandig nw in enkelvoud, meervoud:
 vb: EL NIÑO wordt in het meervoud LOS NIÑOS
       LA NIÑA wordt in het meervoud LAS NIÑAS
 
en: EL TREN wordt in het meervoud LOS TRENES
      LA REACCIÓN wordt in het meervoud LAS REACCIONES




Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke persoonlijke voornaamwoorden
zijn er in het Nederlands?

Slide 15 - Open question

vraag eventueel altijd eerst als de leerlingen weten wat een persoonlijke voornaamwoord is. 
*Zo niet: welke woorden gebruiken we om een persoon aan te wijzen in het Nederlands?
=Persoonlijke Voornaamwoord

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Ejercicio 2a.
Onderstreep het onderwerp van de zin.
Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je het onderwerp vervangen?
Schrijf het persoonlijk voornaamwoord rechts. Zin 1 is een voorbeeld.
Ejericio 2A
1. María es de Buenos Aires.                                            ______ella______
2. Mi padre se llama Juan.                                                 _______________
3. Los padres de Manuel son de Bélgica.                   _______________
4. La señora Van Dijk es la profesora de francés.   _______________
5. ¿María y Lucas, sois de Francia?                               _______________

Ejercicio 2b
1. ¿Pedro, eres español?                                    _______________          
2. Mis amigos y yo tenemos clase.             _______________
3. Susana es una chica española.                 ______________ 
4. ¿Señor De Vries, es de Holanda?              _______________
5. Los señores Martínez son de España.    _______________


timer
10:00

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Tailandia
Tailandés(a)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Países y nacionalidades
España
Marruecos
Alemania
Argentina
Perú
Francia
Italia
Marroquí
Alemán(a)
Español(a)
Italiano(a)
peruano(a)
francés(a)
argentino(a)

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

¿De dónde eres?
Yo soy .... (nacionalidad)

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

¡A trabajar!
TB p.22 oef 4

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Los deberes 
Aprender: 
Frases clave  VOC p.5 
Bekijk video getallen 0-20 (link in lessonup)

Hacer: 
VOC p. 16, Ejercicio 1 y 2
TB p.22, Ejercicio 4




Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions