Introductie hoofdstuk 2 steden

Introductie hoofdstuk 2 steden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Introductie hoofdstuk 2 steden

Slide 1 - Slide

Steden
Belangrijke moderniseringen en gebeurtenissen vinden vaak plaats in de stad. Ook belangrijke instellingen en gebouwen kun je vinden in de stad.

De volgende vragen zijn een introductie op het nieuwe hoofdstuk 'steden'.

Slide 2 - Slide

Wat is de 'hoofdstad' van Europa?
A
Amsterdam
B
Brussel
C
Londen
D
Parijs

Slide 3 - Quiz

De stad van de Olympische spelen in 2024 is
A
New York
B
Tokyo
C
Los Angeles
D
Parijs

Slide 4 - Quiz

Door de val van de Muur in deze stad (1989) werd Duitsland herenigd.
A
Hamburg
B
Berlijn
C
München
D
Dresden

Slide 5 - Quiz

Wereldcentrum van de filmindustrie is
A
Los Angeles
B
San Francisco
C
New York
D
Chicago

Slide 6 - Quiz

De grootst stad van een land is altijd de hoofdstad.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Er liggen in de wereld meer steden aan de kust dan in het binnenland.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Steden in rijke landen groeien langzamer dan steden in arme landen.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Van de tien grootste steden op aarde liggen er vier in rijke landen.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

In China liggen minder miljoenensteden dan in de VS.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Nederland telt één stad met meer dan 1 miljoen inwoners.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Welk begrip past bij de omschrijving?
Hier heerste een Europees land.
A
globalisering
B
periferie
C
kolonie
D
semi periferie

Slide 13 - Quiz

Welk begrip past bij de omschrijving?
Verschil in welvaart en welzijn tussen gebieden in een land.
A
sociale ongelijkheid
B
regionale ongelijkheid

Slide 14 - Quiz

Welk begrip past bij de omschrijving?
Hier vind je de armere landen in de wereld.
A
periferie
B
semi periferie
C
achterland
D
kolonie

Slide 15 - Quiz

Afstand uitgelegd in tijd en geld.
A
relatieve afstand
B
absolute afstand

Slide 16 - Quiz