4.5 Soorten planten

• Burgerschap
• Basisschool
• Middelbare school
• Groep 8

Nederland en de bollenvelden 

Soorten planten

Doelen

Aan het einde van deze les:

• Weet ik dat er verschillende soorten planten zijn.
• Heb ik gehoord wat het verschil tussen een boom, heester, vaste plant, eenjarige plant en klimplant is.
• Kan ik bij elke soort een voorbeeld noemen.

Welke planten zie jij vaak in
je tuin of onderweg?

Soorten planten

• Bomen
• Heesters
• Vaste planten
• Een/tweejarige planten
• Klimplanten

Een boom

• Heeft een stevige, houtige stam.
  
  
• Wordt groot en oud.
  
  
• Heeft een kroon met takken en bladeren.
  
  Hiernaast zie je een eik

Welke soort bomen
ken je nog meer?

Een heester (struik)

• Meerdere takken vanaf de grond.
• Lager dan een boom.
• Kan breed en dicht groeien.
  
  Voorbeelden:
   Hortensia en de vlinderstruik

Vaste planten

• Komt elk jaar terug.
• In de winter verdwijnt het bovenste deel.
• Groeit opnieuw uit de wortel.
  
  Voorbeelden
  Lavendel en de zonnehoed (rudbeckia)

Een/tweejarige planten

• Groeit, bloeit en sterft in één/twee seizoen(en).
• Je moet ze elk jaar (of na 2 jaar) opnieuw planten.
  
  Voorbeelden:
  Afrikaantje en zonnebloem

Klimplant

• Groeit omhoog met hulp.
• Heeft steun nodig van een muur, rek of hek.
  
  Voorbeelden: Klimop en de druif

Dit is een .....

1. Zonnebloem
2. Zonnehoek
3. Afrikaantje
4. Lavendel

en is een .....

1. Boom
2. Vaste plant
3. Heester
4. Een/twee-jarige plant

Bomen en heesters zijn het zelfde

1. Waar
2. Niet waar

Een heester is lager dan een boom

1. Waar
2. Niet waar

Een heester is lager dan een boom

1. Waar
2. Niet waar

Een klimplant heeft hulp nodig om omhoog te groeien/klimmen

1. Waar
2. Niet waar

Dit is.....

1. Een zonnebloem
2. Zonnehoed
3. Eik
4. Lavendel

en is een....

1. Een/tweejarige plant
2. Boom
3. Vaste plant
4. Heester

Welke plant vindt jij
het mooist?

Buitenopdracht

• Gebruik Google Lens om een plant rondom school te herkennen.
  
• Blijf rondom de school, tenzij juf een rondje wil lopen.
• Zoek van elke soort (boom, heester, vaste plant, eenjarige, klimplant) één voorbeeld.
• Schrijf op welke soort het is en hoe de plant heet.

Einde les