- Je bedenkt een argument dat de tegenpartij zou kunnen gebruiken.
- Die zet je in jouw tekst en je schrijft erbij waarom je het daarmee niet eens bent.
- Je kunt ook iemand anders jouw weerspreking laten 'uitspreken'.
Stelling: de studiebeurs moet verhoogd worden.
....argumenten waarom je dit vindt.
En dan:
Weerspreking: Sommige mensen zullen zeggen dat een studiebeurs te veel geld kost, maar dat klopt niet. Het levert juist geld op als veel mensen kunnen studeren.
Of: de minister zegt dat de studiebeurs te veel geld kost, maar dat klopt niet.