Plaats de komma's en licht toe
1. De appels peren druiven ananas en mandarijnen staan al op tafel.
2. Het duurt even voordat ze antwoord geeft want ze zit in een vergadering.
3. Als je wilt kunnen we vanavond samen leren
4. Wow dat is wel heel ver!
5. Wanneer gaan jij je moeder en vader op vakantie?