This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Nederlands
1.1 Woordsoorten
Slide 1 - Slide
Woordsoorten
Ik word meester!
Slide 2 - Slide
DOEL
- Je kent de woordsoorten: werkwoorden, lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels.
Slide 3 - Slide
Welke woordsoorten kan je al herkennen in een zin?
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Video
Werkwoorden
Een werkwoord is een woordsoort.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt, wat er is gebeurd, wat iemand of iets is.
Slide 6 - Slide
wat zijn de drie lidwoorden?
Slide 7 - Open question
Maak een zin met meerdere werkwoorden en minimaal een lidwoord over jouw leukste schooldag. Wat heb je gedaan of wat zou je willen doen?
Slide 8 - Open question
Wat is een zelfstandig naamwoord?
Slide 9 - Open question
Zelfstandig naamwoord
-Een zelfstandig naamwoord is een dier, mens, plant, ding en gevoel.
-Voor een zelfstandig naamwoord kan je altijd een lidwoord zetten.
-Eigennamen zijn ook zelfstandig naamwoorden.
Slide 10 - Slide
Beschrijf wat je vandaag aanhebt. Gebruik meerdere bijvoeglijk naamwoorden, zelfstandig naamwoorden en minimaal één voorzetsel.
Slide 11 - Open question
Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Lidwoord (lw)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
Slide 13 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord
Slide 14 - Quiz
Welke lidwoorden zijn er in het Nederlands?
Slide 15 - Open question
Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn). Ons nieuwe huis is mooi en groot.
Slide 16 - Open question
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin? Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.
Slide 17 - Open question
Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel nagedacht.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
Slide 18 - Quiz
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Een
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans
Slide 19 - Drag question
Opdracht
Je gaat aan de slag met de opdrachten in Learnbeat.
Succes!
Slide 20 - Slide
Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
Lidwoord
B
Geen lidwoord
Slide 21 - Quiz
Hoeveel lidwoorden staan er in de zin? De jongens kochten allemaal één ijsje.
Slide 22 - Open question
Welke woordsoorten heb je geleerd?
Slide 23 - Open question
Check leerdoel(en)
Mevrouw Berendsen is erg tevreden over 1. de les. Vandaag 2. zagen jullie haar nog een keer. Jullie volgden een 3. andere les. Deze 4. les ging niet over woordsoorten, maar wel 5. over andere belangrijke stof.