4.1 Hoe maak je dat?

4.1 Hoe maak je dat?
Hoofdstuk 4 Goed gemaakt?
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.1 Hoe maak je dat?
Hoofdstuk 4 Goed gemaakt?

Slide 1 - Slide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Slide

Produceren

Slide 3 - Mind map

Bedrijven

Slide 4 - Mind map

Leerdoelen 4.1
  • Je weet wat produceren is.
  • Je kent de bedrijfskolom en kunt uitleggen wat toegevoegde waarde is.
  • Je weet wat productiekosten zijn.
  • Je weet welke drie soorten bedrijven er zijn.
  • Je kunt de kostprijs per product berekenen.

Slide 5 - Slide

Produceren
  • Goederen worden door bedrijven geproduceerd.
  • Produceren is het maken van goederen en het leveren van diensten.
  • Dit gebeurt in productiefasen.
  • De eerste fase is de productie van grondstoffen uit de natuur.
  • In een volgende productiefase wordt deze grondstof bewerkt tot een eind product.

Slide 6 - Slide

Wat is produceren?
A
Het transporteren van goederen
B
Het maken van goederen en leveren van diensten
C
Het promoten van merken
D
Het verkopen van producten

Slide 7 - Quiz

Vraag 1 Klassikaal maken

Slide 8 - Slide

Bedrijfskolom
  • Alle bedrijven die meewerken aan een product, vind je terug in de bedrijfskolom
  • Bovenaan staat het bedrijf dat de grondstof uit de natuur haalt.
  • De volgende bedrijven maken daar iets van.
  • Het laatste bedrijf verkoopt het eindproduct aan de consument.
  • Door elke bewerking wordt het product telkens een beetje meer waard. Dat noem je de toegevoegde waarde.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat is de bedrijfskolom?
A
Een soort organisatiestructuur van een onderneming.
B
Alle bedrijven die meewerken aan een product.
C
Een kolom in een kantoorgebouw.
D
Een grafische weergave van bedrijfsprocessen.

Slide 11 - Quiz

Vraag 8 Klassikaal

Slide 12 - Slide

Productiekosten
Een bedrijf koopt grondstoffen om te kunnen produceren.
Daarnaast heeft een bedrijf ook andere kosten zoals:
  • kosten voor het bedrijfspand
  • Energie
  • Personeel 
Alles kosten die je maakt bij het produceren, noem je productiekosten.

Slide 13 - Slide

Wat zijn productiekosten?
A
Kosten voor marketing
B
Kosten voor transport
C
Kosten voor verzekeringen
D
Alle kosten die je maakt bij het produceren.

Slide 14 - Quiz

Vraag 12 klassikaal

Slide 15 - Slide

Productiesecotren
Bedrijven kun je in verschillende groepen indelen, deze groepen noemen we productiesectoren
  • Agrarische bedrijven -> produceren grondstoffen met behulp van de natuur.
  • Industriële bedrijven -> gebruiken grondstoffen en materialen voor het produceren van goederen.
  • Dienstverlenende bedrijven -> leveren diensten.

Slide 16 - Slide

Welke bedrijven gebruiken grondstoffen en materialen voor het produceren van goederen?
A
Agrarische bedrijven
B
Dienstverlenende bedrijven
C
Industriële bedrijven

Slide 17 - Quiz

Vraag 15 klassikaal

Slide 18 - Slide

Kostprijs per product
De totale productie kosten zeggen nog niet zoveel.
Je kijk vooral naar de kostprijs per product.
Dat zijn de kosten die je gemiddeld hebt voor het maken van één product. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Vraag 19 klassikaal 

Slide 21 - Slide

Begrippen paragraaf 4.1 
  • Produceren
  • Bedrijfskolom
  • Toegevoegde waarde
  • Productiekosten
  • Kostprijs per product
  • Productiesectoren

Slide 22 - Slide

Je kunt nu
  • Je weet wat produceren is.
  • Je kent de bedrijfskolom en kunt uitleggen wat toegevoegde waarde is.
  • Je weet wat productiekosten zijn.
  • Je weet welke drie soorten bedrijven er zijn.
  • Je kunt de kostprijs per product berekenen.

Slide 23 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 4.1: 1, 3, 4, 5, 6, 8, 10, 12, 14, 15, 16, 18, 19, 20 en 21   
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 4.1
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 4.1 

 

timer
25:00

Slide 24 - Slide