NN 3 - Spelling 4 - trema en apostrof

Lesdoelen

Je weet wanneer je een trema en
een apostrof moet gebruiken.

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Lesdoelen

Je weet wanneer je een trema en
een apostrof moet gebruiken.

Slide 1 - Slide


Wat is een trema?
A
;
B
}
C
¨
D
:

Slide 2 - Quiz

Trema  ¨
Een trema is een leesteken.

Het geeft een nieuwe lettergreep aan:

ruine > ruïne 
ideeen > ideeën



Slide 3 - Slide

Trema  ¨
Een trema is een leesteken.

het komt ook voor in leenwoorden:

föhn, rösti 



Slide 4 - Slide


Wat is een apostrof?
A
,
B
&
C
~
D
'

Slide 5 - Quiz

apostrof  '
Een apostrof is een leesteken.

het komt voor bij meervouden van woorden die op
a, i, o, u, en y eindigen:

gala's, ski's, piano's, menu's, baby's



Slide 6 - Slide

apostrof  '
Een apostrof is een leesteken.

het komt ook voor bij letter- of cijferwoorden: 

dvd'tje, zzp'er, cc'en, pc's, tv's, A4'tje



Slide 7 - Slide


Wat is de juiste spelling?
A
A4tje
B
A4'tje

Slide 8 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
besproeiing
B
besproei'ing
C
besproeiïng

Slide 9 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
BNer
B
BNër
C
BN'er

Slide 10 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
euros
B
euro's

Slide 11 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
gluhwein
B
glühwein

Slide 12 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
hüttenkäse
B
huttenkase

Slide 13 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
intuitie
B
intuïtie

Slide 14 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
lollytje
B
lollietje
C
lolly'tje

Slide 15 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
nuance
B
nu'ance

Slide 16 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
puppy's
B
puppies
C
puppys

Slide 17 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
reunie
B
reünie

Slide 18 - Quiz


Wat is de juiste spelling?
A
wc'tje
B
wctje

Slide 19 - Quiz

Aan de slag

1. Bekijk de theorie op bladzijde 164
2. Maak opdracht 4 (blz. 164)


Slide 20 - Slide