IN gebruik je voor: jaartallen, maanden, dagdelen en seizoenen
examples: in 2018, in June, in Autumn
ON gebruik je voor: dagen, data
examples: on Tuesday, on my birthday, on Christmas day
AT gebruik je voor: precieze tijden
examples: at 12 o'clock, at noon, at sunrise, at the moment
Uitzonderingen: at night, at the weekend, at Christmas, at the same time