Aardrijkskunde thema 5

Aardrijkskunde thema 5
1 / 15
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Aardrijkskunde thema 5

Slide 1 - Slide

Veel mensen die in Nederland wonen hebben voorouders uit een ander land
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Wat is een familienaam?
A
Dat is je voornaam
B
Dat is de achternaam van al je neefjes en nichtjes
C
Dat is de naam die alle leden van een familie hebben
D
Die mag je zelf verzinnen

Slide 3 - Quiz

Welke landen hoorden vroeger bij Nederland?
A
België en Duitsland
B
Indonesië en Suriname
C
Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen
D
Turkije en Marokko

Slide 4 - Quiz

Van wie krijg je je familienaam?
A
Van je moeder
B
Van je vader of moeder
C
Van je vader

Slide 5 - Quiz

Welk woord past erbij?
Ik poets iedere dag mijn tanden.

Slide 6 - Open question

Uit welk land komen de woorden toilet en surprise onder andere?
A
Duitsland
B
België
C
Spanje
D
Frankrijk

Slide 7 - Quiz

Welk woord gebruiken wij die oorspronkelijk uit de Engelse taal komt?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Je zag net een man die in een wolfabriek werkte. Hoe word iemand genoemd die hier werkt, maar niet woont.
A
De voorouder
B
De gastarbeider
C
De burger
D
De arbeider

Slide 10 - Quiz

Wat hoort echt bij de cultuur van Nederland?

Slide 11 - Open question

Wat bedoelen ze als mensen moeten inburgeren?
A
Mensen moeten hun rijbewijs halen
B
Mensen moeten naar school
C
Mensen moeten zaken leren over ons land
D
Mensen moeten geholpen worden

Slide 12 - Quiz

Vroeger werd de achternaam van iemand naar een eigenschap vernoemd. Mijn achternaam is van den Broek. Waarom zouden ze die gekozen hebben?

Slide 13 - Open question

Folklore zijn de gewoonten en regels die vroeger bij het alledaagse leven van een land hoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Welke mensen moeten een inburgerscursus volgen?
A
Mensen die hier nieuw komen wonen
B
Mensen die hier alleen komen werken
C
Mensen die in Nederland op vakantie gaan
D
Mensen die stoppen met school

Slide 15 - Quiz