week 24: overstroming Suriname

• Nieuwsbegrip
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Nieuwsbegrip week 24

Overstromingen in Suriname

overstroming

Doel van de les

lesdoel: Na het lezen van de tekst kun je uitleggen wat er aan de hand is in Suriname en kun je de oorzaken en gevolgen van overstromingen benoemen. 

werkcompetentie: samenwerken; je gaat vandaag in tweetallen de opdrachten maken

Nieuws

We kijken nu naar het nieuws

Wat is het probleem in Suriname?

1. Het heeft daar zo hard en lang geregend dat er delen van het land onder water staan.
2. Het heeft daar zo hard en lang geregend dat het hele land onder water staan.
3. Het water uit de zee stroomt over het land door een aardbeving.
4. Het water uit de zee stroomt over het land door een tsunami.

Waar ligt Suriname?

1. in Noord-Amerika
2. in Zuid-Amerika
3. in Zuid-Afrika
4. in Europa

Hoe heet de hoofdstad van

Suriname?

1. Aruba
2. Bonaire
3. Curaçao
4. Paramaribo

Waarom heeft de regering besloten dat scholen dicht moeten?

1. Omdat het niet gezond is om les te krijgen in vies water.
2. Omdat de scholen helemaal kapot zijn.
3. Omdat de docenten niet naar de school toe kunnen gaan door het water.
4. Omdat door het water alle boeken kapot zijn.

Waarom is de noodtoestand uitgeroepen in het grootste deel van Suriname?

1. Om het water terug naar de zee te sturen.
2. Omdat de kinderen niet meer naar school kunnen gaan en dit is verplicht.
3. Op die manier kan de regering meer geld inzetten om mensen te helpen in het rampgebied.
4. Zodat andere landen meer geld geven aan Suriname om te helpen.

Welke taal spreken ze in Suriname?

1. Nederlands
2. Engels
3. Surinaams
4. Sranantongo

Tekst lezen

Samen de A tekst lezen (ook AA leerlingen)

Daarna maken we de opdrachten op papier

Succes!

Oorzaak – gevolg

door, doordat, waardoor, te danken aan

Voorbeeld - oorzaak/gevolg

Doordat Ilse een enge film had gekeken, durfde ze niet meer in het donker te fietsen.

Oorzaak: een enge film kijken.

Gevolg: niet meer in het donker durven fietsen.

Opdrachten maken in tweetallen

leerlingen met een A-tekst (1.1c iedereen/ 1.2b iedereen behalve 2 leerlingen):

• opdracht 1 (sleutelvragen)
• opdracht 2 (oorzaak-gevolgschema)
  
  

leerlingen met een AA-tekst (1.2b Bogusz en Esma):

• opdracht 2
• opdracht 4