WS: Elektriciteit - Stroomsterkte en Spanning Theorievragen

WS: Elektriciteit Stroomsterkte en Spanning 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

WS: Elektriciteit Stroomsterkte en Spanning 

Slide 1 - Slide

1. Welke eigenschap heeft een serieschakeling wat betreft stroom?

Slide 2 - Open question

2. De animatie werkte niet goed op een Ipad (Java). Wanneer het plaatje blijvend aanraakt, zie je wel een animatie, maar je kunt de waardes niet instellen.

Is dat wat je dan ziet bewegen een weergave van de elektronen of van de elektrische stroom? Leg je antwoord uit.

Slide 3 - Open question

3. Wat weet je van de stroom bij een parallelschakeling

Slide 4 - Open question

4. Kijk naar de schakeling hiernaast. Leg uit dat het hier niet om drie identieke lampjes kan gaan. Hoe zou de stroom van 10 A zich verdelen als het WEL drie identieke lampjes zouden zijn? (Dus denk ALLE waardes van de stroom eerst weg, behalve de 10 A die uit de batterij komt)

Slide 5 - Open question

5. Wat houdt de wet van Kirchhoff in voor de de stroom? Gebruik je eigen woorden!

Slide 6 - Open question

6. Wat gebeurt er met de spanning in een serieschakeling?

Slide 7 - Open question

7. Wat gebeurt er met de spanning in een parallelschakeling?

Slide 8 - Open question

8. Omschrijf de wet van Kirchhoff voor spanning in je eigen woorden.

Slide 9 - Open question

9. Zie de schakeling hiernaast. Gebruik je kennis van spanning en stroom om de onbekende waarden te achterhalen. Leg uit hoe je aan je antwoorden komt.
Bepaal dus I-1, U-2, I-3 en U-4.

Slide 10 - Open question

Uitwerking vraag 9
Gebruik je regels voor parallel en serie. 2 en 3 staan in serie, dus daar is de stroom in de hele tak gelijk: I3 = I2 =  0,8 A.

Stroom 1 splitst zich in  tak 23 en tak 4. In 4 loopt 0,5 A in 23 loopt 0,8 A dus I1 = 1,3A. (Ja, 2 significant, waarom?)

De batterij geeft  in totaal 20J (/ C). Kijken we naar stroomkring 1-4, dan is er voor 4 nog 20-7 = 13 J over. U4 = 13 V.

Kijken we naar stroomkring 1-2-3 dan is er voor 2 nog 20 - 7 - 11 = 2 J over. U2 = 2V.

Controle: 23 staat parallel aan 4. Bij parallel geldt:de spanning is gelijk in elke tak. De spanning in 4 is 13 V. De (totale) spanning van 23 = 2 + 11 = 13 V. Het klopt!

Slide 11 - Slide

Als je nog iets niet begreep, geef dat dan zo duidelijk mogelijk aan.

Slide 12 - Open question