cours 11 13 10 V1A 2023

1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

BONJOUR
JE VOUS SOUHAITE LA BIENVENUE!

Slide 2 - Slide

Devoirs
apprendre:
vocabulaire E + F 
phrases clés G
Grammaire H - persoonlijk vnw


Slide 3 - Slide

BUTS
- Je kent de woorden die te maken hebben met "familie"
- Je kent de "persoonlijke voornaamwoorden"in het Frans
- Je kent het werkwoord "hebben = avoir"in het Frans

Slide 4 - Slide

Programme

- grammaire bloc H
- bloc G - phrases clés
- chanson




Slide 5 - Slide

Wat is jouw telefoonnummer?

Slide 6 - Open question

En jij, hoe oud ben jij?

Slide 7 - Open question

Misschien, tot ziens en tot later

Slide 8 - Open question

ik 
jij
hij  / zij / men
wij
jullie / u
zij
zij 
vous
je
nous
ils
il / elle / on
tu
elles

Slide 9 - Drag question

Au travail
faire exercices:
31 C, D, E
 

Slide 10 - Slide

Bloc G (p.46)
* Ex. 28
* Les phrases-clés
* Ex. 29 uitschrijven in schrift

Slide 11 - Slide

BLoc G
  • page 46
  • ex. 27 A, B, C
  • ex. 28
  • ex. 29

Slide 12 - Slide

ik 
jij
hij  / zij / men
wij
jullie / u
zij
zij 
vous
je
nous
ils
il / elle / on
tu
elles

Slide 13 - Drag question

Vertaal: wij hebben
A
vous avez
B
nous avons
C
il a
D
j'ai

Slide 14 - Quiz

Vertaal: zij (mannelijk) hebben
A
elles ont
B
tu as
C
il a
D
ils ont

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Bron H p. 49
Het werkwoord AVOIR = hebben

Net als in het Nederlands moet je een 
werkwoord vervoegen.

Je zegt niet:

Ik hebben , maar ik heb


J' ai
ik heb
Tu as
jij hebt
Il a
hij heeft
Elle a
zij (ev) heeft
On a
wij hebben /men heeft
Nous avons
wij hebben
Vous  avez
jullie hebben, u heeft
Ils ont
zij (m mv) hebben
Elles ont
zij (v mv) hebben

Slide 18 - Slide

Vertaal: jij hebt
A
elle a
B
ils ont
C
tu as
D
nous avons

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide