Woordformules les 3.3

 Wiskunde
Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen open op tafel.
start je laptop op en log in lessonup in

1 / 18
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 Wiskunde
Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen open op tafel.
start je laptop op en log in lessonup in

Slide 1 - Slide

Grafiek tekenen

Slide 2 - Slide

Doel van de les
Je weet wat een begingetal en stijggetal of daalgetal is

Slide 3 - Slide

=                         x
Ik huur een fiets voor 10 euro per dag
Sleep de stukjes naar de juiste plek en maak deze woordformule.

dagen
10
huurprijs
fiets
25

Slide 4 - Drag question

Kosten in € = 2,50 + 0,25 x aantal foto's.
Het vaste getal is:
A
2,50
B
0,25
C
Kosten in €
D
aantal foto's

Slide 5 - Quiz

Kosten in € = 2,50 + 0,25 x aantal foto's.
De variabele:
A
2,50
B
0,25
C
Kosten in €
D
aantal foto's

Slide 6 - Quiz

Voorbeeld 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Van woordformule naar een tabel

Slide 9 - Slide

Van woordformule naar een tabel

Slide 10 - Slide

Als ik deze grafiek ga tekenen. Wat komt er dan bij de horizontale as te staan?
A
tijd in minuten
B
geluidsniveau in dB
C
horizontale as?
D
60

Slide 11 - Quiz

Als ik deze grafiek ga tekenen. Wat komt er dan bij de verticale as te staan?
A
tijd in minuten
B
geluidsniveau in dB
C
grafiek?
D
60

Slide 12 - Quiz

Van woordformule naar grafiek

Slide 13 - Slide

Van woordformule naar grafiek

Slide 14 - Slide

Van woordformule naar grafiek

Slide 15 - Slide

Een tabel bij een woordformule invullen 
Een assenstelsel kiezen bij een tabel
 Een grafiek tekenen bij een woordformule
 Zorg ervoor dat je helemaal bij bent en alles hebt ingevuld
Aan de slag:  Zie studieplanner!!!!
H3.3 + H3.4 +H3.5 

Volg je eigen leerroute
Ga zelfstandig of in groepjes aan de slag
Luikt het niet: extra uitleg instructie tafel

Leerdoelen Check:
Samenwerken op fluistertoon

Slide 16 - Slide

=                         x
Ik ga overnachten in een hotel en per nacht  betaal ik 36 euro. 
Sleep de stukjes naar de juiste plek en maak deze woordformule.

Aantal nachten
36
Prijs in euro's
Hotel
12

Slide 17 - Drag question

Bedankt voor jullie aandacht en nog een fijne dag!

Slide 18 - Slide