8.4 Communicatie en 8.5 Met elkaar omgaan

 8.1 Iedereen is anders


 
Iedereen is een individu, je bent een uniek persoon. 
Ook ben je een sociaal iemand. Je leeft tussen en met andere mensen. 

De grote groep mensen waarin je samen leeft noem je een cultuur.
Je woont bijv. in de Nederlandse cultuur. 
Binnen een cultuur heb je ook kleinere groepen met bepaalde gewoontes, stijl, regels: subcultuur.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

 8.1 Iedereen is anders


 
Iedereen is een individu, je bent een uniek persoon. 
Ook ben je een sociaal iemand. Je leeft tussen en met andere mensen. 

De grote groep mensen waarin je samen leeft noem je een cultuur.
Je woont bijv. in de Nederlandse cultuur. 
Binnen een cultuur heb je ook kleinere groepen met bepaalde gewoontes, stijl, regels: subcultuur.

Slide 1 - Slide

Basisstof 2: Wat is gedrag 

Alles wat een mens of dier doet is gedrag. Bijv. kijken, lachen.
Gedrag van mensen en dieren lijken veel op elkaar. 

Slide 2 - Slide

Basisstof 3: sociaal gedrag 
Gedrag waarbij je rekening houdt met anderen is sociaal gedrag. Dit gedrag leer je.  
Dieren die alleen leven noem je solitair
Rangorde: een groep met dominante en onderdanige dieren, waar iedereen zijn plek kent. Dominant = de baas. 

Slide 3 - Slide

8.4: Communicatie

Slide 4 - Slide

Aan het einde van de les kun je de volgende begrippen uitleggen: 

- communicatie 
   (verbaal en non-verbaal)
- communicatiestoornissen
- vooroordelen
- uitstraling

Slide 5 - Slide

Communicatie
Comminucatie = iedere vorm van informatie gegeven tussen mensen en dieren.

Als je met mensen samenleeft is het belangrijk dat je met elkaar comminuceert. Ook dieren die in groepen leven wisselen voordurend signalen met elkaar uit. 

Slide 6 - Slide


Verbale communicatie: dat is communiceren met woorden, via spraak, papier, chat.

Non verbale communicatie: dit is communiceren zonder woorden. Via je lichaamstaal geef je aan wat je denkt of wil. 
                                                     

Slide 7 - Slide

Uitstraling 
Hoe iemand eruit ziet, heeft ook met non verbale communicatie te maken.
- Mensen vormen hun mening 
   aan de hand van wat ze zien.

Voorbeeldje > Die dikke zal wel te veel en ongezond eten.... 
                                            .... maar het blijkt door een ziekte te komen.

Slide 8 - Slide

Vooroordelen 
Bij communiceren spelen verwachtingen ook een rol. 
Soms kan het zijn dat je een vooroordeel hebt: Je hebt een mening over iets of iemand wat niet gebasseerd is op feiten.


Slide 9 - Slide

Communicatiestoornissen

Als de informatie niet goed overkomt dan is er een communicatiestoornis.
Dit kan ontstaan door niet goed luisteren maar ook door onduidelijk zijn. 

Communicatiestoornissen kunnen ook ontstaan 
door verschillende culturen.
Denk aan  het verschil van eetgewoonten, taal of handgebaren die iets anders betekenen in een andere cultuur. 

Slide 10 - Slide

8.5: 
Met elkaar omgaan

Slide 11 - Slide

Aan het einde van de les kun je de volgende begrippen uitleggen: 

- pesten
- cyberpesten
- vertrouwingspersoon
- geheimhoudingsplicht 

Slide 12 - Slide

Veiligheid op school 
- MENTOR

- VERTROUWINGSPERSOON

- GEHEIMHOUDINGSPLICHT

Slide 13 - Slide

Plagen:

  • niet om pijn te doen;
  • gebeurt niet vaak;
  • gebeurt niet telkens bij dezelfde persoon;
  • is maar een grapje.

! Vindt iedereen leuk !


Pesten:
  • gebeurt met opzet;
  • is vaak gemeen;
  • gebeurt vaak;
  • gebeurt telkens bij dezelfde persoon.

! Vindt niet iedereen leuk !

Slide 14 - Slide

Gevolgen van pesten


Gepeste jongeren voelen zich alleen.
Ze worden somber en onzeker.
Andere leerlingen voelen zich vaak ook onveilig.

Slide 15 - Slide

Pesten





- asociaal gedrag 
- meelopen
- lichamelijk geweld

Cyperpesten





- Vervelend berichtje krijgen
- Internet

Slide 16 - Slide

Wat kun je tegen pesten doen?

Gepeste leerling bij de groep halen;
Pestkoppen duidelijk maken dat ze niet leuk zijn;
Naar de mentor of vertrouwenspersoon gaan.

Slide 17 - Slide

AAN HET WERK
Lees basisstof 8.4 en 8.5 en maak de opdrachten 

24 en 34 hoeven niet. 

Dinsdag zet ik een oefentoets online via LU. 

Slide 18 - Slide