Jong & Oud H2 en herhalen gevangenendilemma

1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag
- uitleg over gevangenendilemma
- samen een opdracht maken
- start met uitleg H2

Slide 2 - Slide

Wat was een dominante strategie ook al weer?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Is hier een gevangen-
dilemma?
A
ja, linksboven is beter
B
nee, er is geen betere uitkomst
C
ja, ze kunnen 7000 verdienen
D
nee, ze kunnen niet overleggen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Hoofdstuk 2 De Jeugd
Jongeren hebben vaak geld door zakgeld of baantje -->
Keuzes maken -->
Economisch handelen


1 Jongeren en geld
2 Sparen en lenen bij jongeren
3 Studeren en ruilen over de tijd

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Welke van de onderstaande situaties is GEEN voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
Je betaalt maandelijks de kosten af van je mobiele telefoon
B
Je koopt met je maandsalaris een nieuwe wasmachine.
C
Je sluit een hypotheek af voor een woning.
D
Je koopt een auto op afbetaling.

Slide 13 - Quiz

Je draagt elke maand van je salaris al geld af voor je pensioen voor later. Is dit ruilen over de tijd?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Maar inflatie zeker ook! 
dit bepaalt ook of je ervoor kiest dat je gaat sparen of lenen of gewoon nu gaat consumeren 

Slide 18 - Slide

Wat is volgens jou inflatie?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

De hoeveelheid leerlingen op school is een:
A
voorraadgrootheid
B
stroomgrootheid

Slide 22 - Quiz

Is je uiteindelijke schuld bij de bank een voorraadgrootheid of een stroomgrootheid?
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 23 - Quiz

Evalueren.... 
een aantal quizvragen over de stof van net

Slide 24 - Slide

Wanneer kost sparen geld?
A
Als de rente lager is dan de inflatie
B
Als de rente hoger is dan de inflatie
C
als er geen inflatie is
D
Als er een hoge inflatie is

Slide 25 - Quiz

Tijdens de levensloop heb je te maken met ruilen over de tijd. Wat is een voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
het kopen van schaarse goederen
B
lenen voor de studie
C
beginnen van een bedrijfje
D
het krijgen van een uitkering

Slide 26 - Quiz

Wat is een ander woord voor prijsstijging?
A
Inflatie
B
Deflatie
C
Inflatie en deflatie
D
hogere prijzen

Slide 27 - Quiz

Er is een gevangenendilemma als je de situatie waarin je zit niet kunt verbeteren, zonder met elkaar te overleggen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Meneer Hamers ontvangt 0,1 % spaarrente. De inflatie bedraagt 2%.
Wat is juist?
A
sparen is een goed idee
B
sparen is geen goed idee

Slide 29 - Quiz

Door inflatie stijgt de koopkracht van geld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Wat is de dominante strategie van Bedrijf 2? De tweede getallen zijn voor bedrijf 2!
A
wel verlagen van de prijzen
B
niet verlagen van de prijzen

Slide 31 - Quiz