Oefentoets Parlementaire Democratie

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Oefentoets Parlementaire Democratie 

3.1 t/m 3.6

Nederland is een democratie, want:

1. de trias politica is er voor een deel doorgevoerd.
2. de bevolking neemt de belangrijkste besluiten.
3. de koning heeft volgens de grondwet maar beperkte macht.
4. de bevolking heeft indirect invloed op de politiek.

Een politieke stroming of ideologie omvat in ieder geval:
I. ideeën over waarden en normen.
II. standpunten ten aanzien van de rol van de overheid.
III. ideeën over de positie van het koningshuis.
IV. standpunten over de relatie tussen mens en milieu.

1. Alle antwoorden zijn juist.
2. I en II zijn juist.
3. I, II en III zijn juist.
4. I, II en IV zijn juist.

Rechtse politieke partijen benadrukken dat:

1. mensen gelijke kansen moeten krijgen.
2. de macht in Nederland eerlijker moet worden verdeeld.
3. de overheid een passieve rol moet hebben.
4. waarden en normen de vrijheid van mensen in de weg staan.

Politieke partijen vervullen enkele belangrijke taken in onze democratie.
I. Met het samenbundelen van ideeën wordt bedoeld dat politieke partijen burgers enthousiast maken voor de politiek.
II. Met het selecteren van kandidaten wordt bedoeld dat politieke partijen kandidaten uitzoeken voor bestuursfuncties.

1. I en II zijn beide juist.
2. I is juist en II is onjuist.
3. I is onjuist en II is juist.
4. I en II zijn beide onjuist.

In een stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
I. hebben grote, landelijke politieke partijen kans op meerdere Kamerzetels.
II. is het voor kleine politieke partijen onmogelijk om een Kamerzetel te halen.
III. hebben zwevende kiezers weinig invloed.

1. Alleen I is juist.
2. I en II zijn juist.
3. II en III zijn juist.
4. Alle antwoorden zijn juist.

I. De koning behoort tot de regering, dus mogen Tweede Kamerleden kritiek op hem geven.
II. Als een Tweede Kamerlid kritiek heeft op de troonrede, moet hij zich richten tot de ministers.

1. I is juist, II is onjuist.
2. I is onjuist, II is juist.
3. I en II zijn beide juist.
4. I en II zijn beide onjuist.

Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende twee pagina's 

Deze bron laat zien dat er nog steeds armoede en ongelijkheid voorkomt in Nederland. Welke politieke stroming wil meer gelijkwaardigheid in de samenleving bereiken?

1. Christendemocratie.
2. Confessionalisme
3. Sociaaldemocratie.
4. Liberalisme.

De voedselbanken laten zien dat er grote inkomensverschillen zijn in Nederland. Naast een groep rijke mensen zijn er ook mensen die maandelijks niet rond kunnen komen. Wat vinden liberalen van deze inkomensverschillen?

1. De oorzaak is de vrijemarkteconomie en dus moet die worden afgeschaft.
2. Mensen zijn voornamelijk zelf verantwoordelijk voor hun situatie.
3. Sociale ongelijkheid bestrijden is een taak van de overheid.
4. Inkomensverschillen worden kleiner als mensen verantwoordelijk zijn voor elkaars welzijn.

Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende drie pagina's 

Deze bron is een reactie van een politieke partij op een wetsvoorstel, de Voltooid Leven-wet. Deze wet is ingediend door een Tweede Kamerlid. Van welk recht heeft dit Kamerlid hierbij gebruikgemaakt?

1. Recht van initiatief.
2. Recht van amendement.
3. Stemrecht.
4. Recht van interpellatie.

Dit standpunt over het vrijwillig levenseinde is:

1. progressief.
2. conservatief.
3. liberaal.
4. links.