omtrek vlakke figuren
1 / 24
Lesson duration is: 20 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Hoe heet dit vlakke figuur?
A
vierkant
B
ruit
C
parallellogram
D
trapezium
Slide 4 - Quiz
Hoe heten AB, BC, CD en AD?
A
kanten
B
diagonalen
C
zijden
D
lijnen
Slide 5 - Quiz
Hoe heet dit vlakke figuur?
A
vierkant
B
ruit
C
parallellogram
D
trapezium
Slide 6 - Quiz
Hoe heten AC en BD?
A
kanten
B
diagonalen
C
zijden
D
lijnen
Slide 7 - Quiz
Alle zijden van een ruit zijn even lang
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
De omtrek van een rechthoek bereken ik door?
A
de lengte van alle zijden bij elkaar op te tellen
B
de lengte x de breedte
C
(de lengte + de breedte)x2
D
de lengte van alle zijden bij elkaar op te tellen x 2
Slide 12 - Quiz
Bereken de omtrek van dit figuur.
A
de omtrek = (12 + 5 ) x 2
de omtrek = 17 x 2 = 34 cm
B
de omtrek = 12 x 5 = 60 cm
C
de omtrek = 12 + 5 + 12 + 5
de omtrek = 34 cm
D
de omtrek = 12 + 5
de omtrek = 17 cm
Slide 13 - Quiz
Bereken de omtrek van dit figuur.
A
de omtrek = (6 + 5 + 9) x 2
de omtrek = 20 x 2 = 40 cm
B
de omtrek = 6 x 5 = 30 cm
C
de omtrek = 5 + 6 + 9
de omtrek = 20 cm
D
de omtrek = 6 x 9 x 5
de omtrek = 270 cm
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
De omtrek van een figuur bereken je altijd met ( lengte + breedte ) x2
A
waar, voor alle figuren
B
niet waar, allen voor rechthoek en vierkant
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Wat is de omtrek van de gelijkbenige driehoek DEF ?
(de maten zijn in cm)
(de maten zijn in cm)
Slide 21 - Open question
Wat is de omtrek van dit figuur?
(de maten zijn in meters)
(de maten zijn in meters)
