Grammar recap Unit 6 H2

Grammar recap Unit 6 H2
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammar recap Unit 6 H2

Slide 1 - Slide

Aims
At the end of this lesson you can....:
- form a past simple
- form a past continuous
- fill in the correct ps or pc form
- place the adverb of frequency in the correct spot
- form English sentences

Slide 2 - Slide

Past simple vs Past continuous
Twee vormen van verleden tijd:
- Past simple 
- Past continuous 

Slide 3 - Slide

Uitleg
Wanneer gebruiken we de past simple? (verleden tijd)
Om te zeggen dat iets in het verleden gebeurde en voorbij is.
For example - She talked to her friend yesterday.

Slide 4 - Slide

Uitleg
What does a past simple look like?
werkwoord + ed
Onregelmatig: 2e kolom

I missed
I ate


Slide 5 - Slide

Uitleg
Wanneer gebruiken we de past continuous? (Duurvorm verleden tijd)
Als iets een tijdje aan de gang was in het verleden
For example - The phone was ringing loudly.

Slide 6 - Slide

Uitleg
What does a past continuous look like?

+ was / were + werkwoord + ing


Slide 7 - Slide

Verschil:
De past continuous was al bezig en de past simple onderbreekt datgene. Een korte plotselinge gebeurtenis.

I was washing my hair when the doorbell rang.
He was running when his ankle broke.
You were cooking when the chicken fell.

Slide 8 - Slide

Past Simple or Past Continuous?

She had a great time yesterday evening.
A
past simple
B
past continuous

Slide 9 - Quiz

Fill in (past continuous)
My mother ................... her car (to drive).

Slide 10 - Open question

Fill in (past continuous)
My brothers ................... their car (to drive).

Slide 11 - Open question

While Lynn WAS SLEEPING, Kim FINISHED the presentation.
A
Past simple - past simple
B
Past continuous - past simple
C
Past continuous - past continuous
D
Past simple - past continuous

Slide 12 - Quiz

The phone ____ (ring) when Peter ____ (come) home.
A
rang, was coming
B
was ringing, came
C
rang, came
D
was ringing, come

Slide 13 - Quiz

Adverbs of frequenty: bijwoorden van frequentie
always               =        altijd
often                  =        vaak
never                 =        nooit
sometimes      =         soms
usually              =         meestal
rarely                 =         zelden
 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Hoe ga je te werk?
1.  zoek als eerst het werkwoord op.
2.  plaats dan het bijwoord van frequentie VOOR het werkwoord.
LET OP!
Als het werkwoord een vorm is van to be (am, are, is, was, were) dan staat het bijwoord van frequentie ACHTER het werkwoord.


Slide 16 - Slide

1. He __________ listens __________ to the radio.

2. They ___________ read ___________ a book.

3. Tom _________ is _________ very friendly. 

4. Pete _________ gets _________ angry. 

5. We _________ are _________ on time. 
Sleep het bijwoord op de juiste plek
often
sometimes
usually
never
always

Slide 17 - Drag question

I take sugar in my coffee. (sometimes)

Slide 18 - Open question

Ramon and Frank are hungry. (often)

Slide 19 - Open question

We were late for school. (never)

Slide 20 - Open question

Zinsvolgorde
Concrete tijdaanduidingen (bijwoorden van tijd) staan aan het begin of eind van de zin:

 
Yesterday, I got up early.
I got up early yesterday.
Maak het jezelf makkelijk – tijd altijd achteraan


Slide 21 - Slide

Plaats + tijd
              
- Ben walks to work every morning.
- Sam has been in Canada since April.
- I'm going to Paris on Monday.

Plaats staat altijd voor de tijd. Maak het jezelf makkelijk en zet altijd de tijd achteraan in een zin.

Slide 22 - Slide

Zinsvolgorde:
Zinsvolgorde:
Wie doet wat waar wanneer?

My sister drove to Italy last summer
I went to school last week
I got up late for swimming this morning

Slide 23 - Slide

her I met in town yesterday
Put in the correct word order

Slide 24 - Open question

Tennis on a Sunday play I sometimes

Slide 25 - Open question

Aims
At the end of this lesson you can....:
- form a past simple
- form a past continuous
- fill in the correct ps or pc form
- place the adverb of frequency in the correct spot
- form English sentences

Slide 26 - Slide

En, snap je alles?
A
Ja
B
Nee
C
Na extra oefenen wel

Slide 27 - Quiz