PtB vwo

Welke temperatuurfactor zorgt voor het verschil in temperatuur tussen deze 2 plekken?
A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Verdeling land en zee
D
Er is hier geen verschil
1 / 41
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke temperatuurfactor zorgt voor het verschil in temperatuur tussen deze 2 plekken?
A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Verdeling land en zee
D
Er is hier geen verschil

Slide 1 - Quiz

Welke temperatuurfactor is dit?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
windrichting
D
gesteldheid aardoppervlak

Slide 2 - Quiz

De temperatuurverschillen in Europa worden onder meer veroorzaakt door de breedteligging.
A
Op hoge breedte is het koud, op lage breedte is het warm.
B
Op hoge breedte is het warm, op lage breedte is het koud.
C
Op hoge breedte is het koud, op lage breedte is het koud.
D
Op hoge breedte is het warm, op lage breedte is het warm.

Slide 3 - Quiz

Waarom is het albedo van de Zuidpool groter dan van Rusland?

Slide 4 - Open question

Bij de evenaar is er sprake van ... dat is ...
A
Hoge druk ....stijgende koude lucht
B
Lage druk ....stijgende warme lucht
C
Hoge druk....dalende warme lucht
D
lage druk ...dalende koude lucht

Slide 5 - Quiz

Hoe wordt het gebied dit lage drukgebied bij de evenaar genoemd?

Slide 6 - Open question

Hoe ontstaat een moesonwind?

Slide 7 - Open question

Hoe luidt de wet van Buys Ballot?
A
NH afwijking naar links. Wind waait van H naar L.
B
ZH afwijking naar links. Wind waait van L naar H.
C
NH afwijking naar rechts. Wind waait van H naar L.
D
ZH afwijking naar rechts. Wind waait van L naar H.

Slide 8 - Quiz

Waarom kan het afsmelten van de ijskap op Groenland leiden tot een koude periode in Europa?
A
Afsmelten is meer zoetwater waardoor zoutgehalte stijgt en diepwaterpomp stagneert.
B
Afsmelten is meer zoutwater waardoor zoutgehalte stijgt en diepwaterpomp stagneert.
C
Afsmelten is meer zoetwater waardoor zoutgehalte daalt en diepwaterpomp op hol slaat.
D
Afsmelten is meer zoetwater waardoor zoutgehalte daalt en diepwaterpomp stagneert.

Slide 9 - Quiz

Tijdens el nino...
A
welt er koud water voor de kust op
B
welt er warm water voor de kust op
C
wordt warm oppervlaktewater aangevoerd
D
wordt koud oppervlaktewater aangevoerd

Slide 10 - Quiz

Op de afbeelding zie je de
situatie tijdens een ...
A
El Nino
B
La Nina

Slide 11 - Quiz

Wat is een positief terugkoppelingsmechanisme dat invloed heeft op het versterkte broeikaseffect?
A
Groei van de ijskap.
B
Uitstoot van CO2 door de mens.
C
Afremmen van de diepzeepomp.
D
Algengroei in de oceanen.

Slide 12 - Quiz

Zet in de juiste volgorde: broeikasaarde/woestijnaarde en ijstijdaarde.

Slide 13 - Open question

In het krijt (broeikasaarde) was het co2 gehalte in de lucht ...
A
even hoog
B
5x zoveel
C
40x zoveel
D
100x zoveel

Slide 14 - Quiz

De processen die Milankovitch beschrijft kunnen leiden tot een ijstijd op aarde.
A
Ja, door precessie zal de aarde langzaam afkoelen.
B
Nee, tijdens een elliptische baan zal de aarde opwarmen.
C
Nee, door precessie zal de aarde langzaam opwarmen.
D
Ja, tijdens een minder elliptische baan zal de aarde afkoelen.

Slide 15 - Quiz

Terug naar de ppt

Slide 16 - Slide

Wat zijn ook al weer de broeikasgassen?
A
CO2, methaan, waterdamp
B
CO2, waterdamp, zuurstof
C
CO2, zuurstof, H2O
D
Methaan, stikstof, zuurstof

Slide 17 - Quiz

Wie is de hoofdschuldige aan de klimaatopwarming
mens
natuur
mens en natuur
Milankovitch
De Etna

Slide 18 - Poll

Wat zal er door klimaatverandering gebeuren met de klimaatzones op het noordelijk halfrond?
A
verschuiven naar het noorden
B
verschuiven naar het zuiden
C
verschuiven naar het westen
D
verschuiven naar het oosten

Slide 19 - Quiz

De klimaatzones van gebergten verschuiven. Wat gebeurd er in die berggebieden?
A
Wintersport is nog vaker mogelijk
B
Het wordt warmer
C
Wintersport is niet meer mogelijk
D
Het wordt kouder

Slide 20 - Quiz

Bereken de relatieve zeespiegelstijging
timer
0:20
A
C = 4,5 meter
B
C = 2,3 meter
C
C = 2,2 meter
D
C = 6,8 meter

Slide 21 - Quiz

Wat levert de grootste bijdrage aan de absolute zeespiegelstijging?
A
smelten noordpool
B
smelten landjs
C
smelten zuidpool
D
uitzetting van warm water

Slide 22 - Quiz

Bij welke type maatregel hoort de emissiehandel?
A
Symptoombestrijding
B
Geen van beide
C
Brongerichte maatregel

Slide 23 - Quiz

Wat is de beste vorm van duurzame energie
zon
wind
kernenergie
waterkracht
bio-energie

Slide 24 - Poll

Wat is het grootse nadeel van bio-energie
A
Toch co2 uitstoot
B
Oogst is niet duurzaam
C
Neemt plaats van voedsel in
D
Er is geen nadeel

Slide 25 - Quiz

Terug naar de ppt

Slide 26 - Slide

Wat is plaattektoniek?

Slide 27 - Mind map

Stollings-
gesteente
Sediment-
gesteente
Metamorf gesteente

Slide 28 - Drag question

Als sedimentsgesteente onder druk komt te staan en verhit wordt verandert het in ...
A
Stollingsgesteente
B
Metamorfgesteente
C
Demografischgesteente
D
Fysischgesteente

Slide 29 - Quiz

Kalk en kleisteen zijn sedimentgesteente. Wat is nog meer een sedimentgesteente?
A
Graniet
B
Zandsteen
C
Marmer
D
Basalt

Slide 30 - Quiz

Welke van de volgende begrippen/omschrijvingen heeft te maken met het bepalen van relatieve ouderdom?
A
combinaties van fossielen
B
tijdvak
C
miljoenen jaren
D
radioactiviteit van het gesteente

Slide 31 - Quiz

Zet de begrippen bij de juiste uitleg.
Het bewegen van de aardplaten door de convectiestromen in de aardmantel
Stromingen in de magma die zich bevinden in de aardmantel.
Het vloeibare gesteente in de aardmantel dat rondom de aardkern stroomt.
Krachten die vanuit het binnenste van de aarde komen
Convectiestromen
Magma
Plaattektoniek
Endogene krachten

Slide 32 - Drag question

Beschrijf het ontstaan van een tsunami ( endogene ontstaanswijze?

Slide 33 - Open question

Welke kringlopen zijn er?

Slide 34 - Mind map

Wat voor een klimaat is dit in het systeem van Köppen?
A
Af- klimaat
B
BS- klimaat
C
Cs- klimaat
D
Dw- klimaat

Slide 35 - Quiz

Bekijk de afbeelding over de ITCZ.

Welke situaties horen bij de ITCZ?
A
Lage druk, stijgende lucht, veel neerslag
B
Lage druk, stijgende lucht, weinig neerslag
C
Hoge druk, dalende lucht, weinig neerslag
D
Hoge druk, dalende lucht, veel neerslag

Slide 36 - Quiz

Waarom is het in de Middellandse Zeegebied in de zomer zo droog?
A
Dan is er een hoge drukgebied
B
Dan is er een geen drukgebied
C
Dan is er een lage drukgebied

Slide 37 - Quiz


Welke vormen van exogene processen zijn er?
A
Verwering
B
Erosie
C
Sedimentatie
D
Plaattektoniek

Slide 38 - Quiz

Heeft verwering invloed op de erosie of heeft de erosie invloed op de verwering
A
Verwering heeft invloed op erosie
B
Erosie heeft invloed op verwering

Slide 39 - Quiz

Tekst
Tekst
wortels van boom maken steen kapot
Bergdal gevormd door gletsjer
Beeld aangetast door zure regen

Slide 40 - Drag question

Terug naar de ppt

Slide 41 - Slide