Thema 1 Familie en vrienden les 11 blz.24

Herhaling:
Test je woord kennis.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling:
Test je woord kennis.

Slide 1 - Slide


and
Wat is de vertaling?
brother
Wat is de vertaling?
fifteen
Wat is de vertaling?

Slide 2 - Open question


grandmother
Wat is de vertaling?
he
Wat is de vertaling?
like
Wat is de vertaling?

Slide 3 - Open question


mother
Wat is de vertaling?
uncle
Wat is de vertaling?
thirteen
Wat is de vertaling?

Slide 4 - Open question


grandfather
Wat is de vertaling?
she
Wat is de vertaling?
live
Wat is de vertaling?

Slide 5 - Open question


old
Wat is de vertaling?
hi
Wat is de vertaling?
than
Wat is de vertaling?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

Wat moet je doen?

Opdracht 21 blz. 24 
Luister naar de uitleg en leer deze uit je hoofd.

Slide 8 - Slide

Zo zeg je van wie iets is in het Engels.
Nederlands
Engels
Zo spreek je het uit.
Zijn school.
His school.
<his skoel>
Haar vriend.
Her friend.
<heuh frend>
Anns vader
Ann's father
<èns fahdhuh>
In het Engels altijd met losse 's

Slide 9 - Slide

Lees de zinnen. Ze zijn niet af.
Maak de zinnen af met je eigen naam
en / of de namen van je eigen familieleden en vrienden. 

Slide 10 - Slide


My name is:

Slide 11 - Open question


My father's name is:

Slide 12 - Open question


My mother's name is:

Slide 13 - Open question


My older sisther's name is:

Slide 14 - Open question


My younger sister's name is:

Slide 15 - Open question


My best friend's name is:

Slide 16 - Open question


My older brother's name is:

Slide 17 - Open question


My younger brother's name is:

Slide 18 - Open question

Einde

Slide 19 - Slide